Erlebnisse in Deutschland

Front

das Bundesland

Back

de deelstaat / het bondsland

Front

der Tourismus

Back

het toerisme

Front

die Touristeninformation

Back

VVV (Vereniging voor Vreemdelingenverkeer)

Front

die Hauptstadt

Back

de hoofdstad

Front

der Urlaub / die Ferien

Back

de vakantie

Front

in den Urlaub fahren / in die Ferien fahren

Back

met vakantie gaan

Front

Die Ferien sind viel zu kurz.

Back

Die vakantie is veel te kort.

Front

die Reise (Ich plane eine Reise nach Deutschland.)

Back

de reis (Ik plan een reis naar Duitsland.)

Front

es gibt (Es gibt viele Sehenswürdigkeiten in Berlin.)

Back

Er zijn / er is (Er zijn vele bezienswaardigheden in Berlijn.)

Front

reisen / Ich bin (nach) . . . gereist.

Back

reizen / Ik heb gereisd.