Als ik thuis ben, ga ik een tosti maken.

• ik
• thuis
• een tosti
• maken

Zij liet het estafettestokje bijna vallen.

• Zij
• estafettestokje
• het estafettestokje
• vallen

Plotseling hoorden we een hoge pieptoon.

• plotseling
• hoorden
• pieptoon
• een hoge pieptoon

De coach besprak de tactiek met de kinderen.

• de coach
• de tactiek
• de kinderen
• besprak

Kun je het lijdend voorwerp vinden in deze zin?

• het lijdend voorwerp
• in deze zin
• kun je vinden
• vinden

Jens kreeg veel cadeautjes voor zijn verjaardag.

• Jens
• voor zijn verjaardag
• cadeautjes
• veel cadeautjes

Mijn oma vindt het schilderij van Jeroen Bosch heel mooi.

• het schilderij
• mijn oma
• het schilderij van Jeroen Bosch
• heel mooi

Hij liet op zijn mobieltje een gekke foto zien.

• op zijn mobieltje
• een gekke foto
• hij
• liet zien

De politie nam de insluiper mee naar het bureau.

• De politie
• de insluiper
• het bureau
• naar het bureau

De boze juf gooide een liniaal door de klas.

• De boze juf
• gooide
• een liniaal
• door de klas.