Spelling werkwoorden

Vul het werkwoord 'beantwoorden' in op de puntjes. (t.t.)
De meester ... de vraag.

• beantwoort
• beantwoorde
• beantwoordt
• beantwoord

Vul het werkwoord 'tekenen' in op de puntjes. (voltooid deelwoord)
Annemarie heeft een mooie draak ...

• getekend
• getekent
• tekende
• getekendt

Vul het werkwoord 'beantwoorden' in op de puntjes. (voltooid deelwoord)
Is je vraag nu ...?

• beantwoort
• beantwoord
• beantwoordt

Vul het werkwoord 'besturen' in op de puntjes. (t.t.)
Jan ... de radiografisch bestuurbare auto.

• bestuurt
• bestuurd
• bestuurdt
• bestuurde

Vul het werkwoord 'besturen' in op de puntjes. (voltooid deelwoord)
De radiografisch bestuurbare auto wordt door Jan ...

• bestuurdt
• bestuurt
• bestuurd
• besturen

Vul het werkwoord 'vinden' in op de puntjes. (t.t.)
... je deze quiz leuk?

• vind
• vint
• vindt
• vond

Vul het werkwoord 'vinden' in op de puntjes. (t.t.)
Ik weet niet of iedereen de quiz leuk ...

• vint
• vind
• vindt
• vond

Vul het werkwoord 'gebeuren' in op de puntjes. (t.t.)
Het ... nogal eens dat het werkwoord gebeuren verkeerd wordt vervoegd.

• gebeurdt
• gebeurde
• gebeurd
• gebeurt

Vul het werkwoord 'gebeuren' in op de puntjes. (voltooid deelwoord)
Misschien is dat bij jou ook wel eens ...

• gebeurdt
• gebeuren
• gebeurt
• gebeurd

Vul het werkwoord 'worden' in op de puntjes. (t.t.)
Deze quiz is nu afgelopen. Ik ben benieuwd wie de winnaar ...

• word
• wordt
• werd
• geworden