Kruisprijselasticiteit & Inkomenselasticiteit

Kruisprijselasticiteit & Inkomenselasticiteit

11th - 12th Grade

6 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Kosten en opbrengsten (recurrent, niet recurrent)

Kosten en opbrengsten (recurrent, niet recurrent)

11th - 12th Grade

11 Qs

Monopolie

Monopolie

11th - 12th Grade

6 Qs

Inflatie & Geldontwaarding

Inflatie & Geldontwaarding

11th - 12th Grade

6 Qs

Welvaartstheorie

Welvaartstheorie

11th - 12th Grade

6 Qs

Maximumprijzen

Maximumprijzen

11th - 12th Grade

6 Qs

Break Even Analyse

Break Even Analyse

11th - 12th Grade

6 Qs

Prijselasticiteit

Prijselasticiteit

11th - 12th Grade

6 Qs

De vrachtbrief

De vrachtbrief

KG - 12th Grade

10 Qs

Kruisprijselasticiteit & Inkomenselasticiteit

Kruisprijselasticiteit & Inkomenselasticiteit

Assessment

Quiz

Other Sciences

11th - 12th Grade

Medium

Created by

M Nicolai

Used 14+ times

FREE Resource

6 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Media Image

In de volgende afbeelding zien we een functie die het verband tussen inkomen (I) en vraag (Qv) naar een product beschrijft. Om welk type goed gaat het hier?

Een luxe goed.

Een inferieur goed.

Een noodzakelijk goed.

Een inelastisch goed.

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

De kruisprijselasticiteit van de vraag naar product X en de prijs van product Y is groter dan nul. De goederen X en Y zijn...
luxe goederen.
primaire goederen.
substitutiegoederen.
complementaire goederen.

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Media Image

Op een markt is de volgende ontwikkeling waarneembaar die het gevolg is van een prijsontwikkeling op een andere markt. Hierover twee beweringen die de ontwikkeling verklaren:

I: Het goed op de andere markt is een complementair goed dat in prijs is gedaald.

II: Het goed op de andere markt is een substitutiegoed dat in prijs is gestegen.

Beide beweringen zijn juist.

Bewering I is juist, bewering II is onjuist.

Bewering II is juist, bewering I is onjuist.

Beide beweringen zijn onjuist.

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Media Image

Op een markt is de volgende ontwikkeling waarneembaar die het gevolg is van een verandering van het (besteedbaar) inkomen van consumenten. Hierover twee beweringen.

I: De vraaglijn verschuift naar rechts, dan is er altijd sprake van een toename van het inkomen.

II: De vraaglijn verschuift naar rechts, dan kan er nooit sprake zijn van een inferieur goed.

Beide beweringen zijn juist.

Bewering I is juist, bewering II is onjuist.

Bewering II is juist, bewering I is onjuist.

Beide beweringen zijn onjuist.

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

De vraagfunctie van een product laat zich beschrijven door de volgende formule: Qv = -200P - 0,05I, waarbij P de prijs van het product is en I het gemiddelde besteedbaar inkomen van de consument. Welke type goed wordt hier door de formule beschreven?
Een luxe goed.
Een complementair goed.
Een inferieur goed.
Een elastisch goed.

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Media Image

De figuur beschrijft de betalingsbereidheid van consumenten in de uitgangsituatie. Op een goed moment stijgt de prijs van het product van € 2 naar € 3. Toch stijgt de gevraagde hoeveelheid naar het product. Welke van de volgende uitspraken kan dit verklaren?

De prijs van een substitutiegoed is intussen gelijk gebleven.

De prijs van een complementair goed is intussen gestegen.

Het inkomen van de consument is intussen gestegen.

Het product is een luxe goed, mensen vinden deze goederen aantrekkelijker naarmate ze duurder worden.