Het afval wordt hier zomaar ........ .

• gedumpd
• gedumpdt
• gedumped
• gedumpt

Hij gedraagt zich ........ .

• korrekt

• correkt

• correct

• korrect

Bert loopt net zo hard als ........ .

• ik
• mij
• me
• mijn

De rechter ........  destijds geen snars van dit verhaal.

• geloofdde
• geloofte
• geloofde
• gelooftte

(Leestekens.) Hij zet een zonnebril op........  omdat de zon fel schijnt.

• ; (puntkomma)
• : (dubbele punt)
• . (punt)
• , (komma)

In dit vergadercentrum worden veel ........  gehouden.

• conferenties
• conferentie's

Het ........ meisje trok veel aandacht.

• bijdehande

• bijdehandte

• bijdehante

In IJsland zijn veel ........ .

• geizers
• geisers
• gijzers
• gijsers

Dit boeketje is voor ........ .

• jou
• jouw

Dit ........  lacht tegen iedereen.

• babytje
• baby'tje
• baby-tje
• babietje