Het voorzetselvoorwerp

Het voorzetselvoorwerp

3rd Grade

15 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Controlevragen H1 Argumenteren

Controlevragen H1 Argumenteren

1st - 5th Grade

18 Qs

Grammatica bijzinnen herkennen

Grammatica bijzinnen herkennen

2nd - 3rd Grade

10 Qs

Spelling: tweelettergrepige woorden met gesloten lettergreep

Spelling: tweelettergrepige woorden met gesloten lettergreep

1st - 5th Grade

20 Qs

Spelling week 1 2F

Spelling week 1 2F

1st - 10th Grade

13 Qs

Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

1st - 4th Grade

16 Qs

Tekstverbanden en signaalwoorden klas 3

Tekstverbanden en signaalwoorden klas 3

3rd - 4th Grade

17 Qs

Tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden

KG - Professional Development

18 Qs

Hoofdzinnen / bijzinnen

Hoofdzinnen / bijzinnen

1st - 10th Grade

14 Qs

Het voorzetselvoorwerp

Het voorzetselvoorwerp

Assessment

Quiz

Other, World Languages

3rd Grade

Medium

Created by

Quinten Van De Putte

Used 3+ times

FREE Resource

15 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Ik weet nog niet of ik naar dit feestje zal kunnen gaan. Het hangt (er/van/af) ……………………………

Het hangt ervan af.

Het hangt er vanaf.

Het hangt ervanaf.

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Hij zit (er/mee/in) ………………………… dat je nog niet hebt bevestigd.

Hij zit ermee in

Hij zit er mee in

Hij zit ermeeïn

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Hoeveel blijft (er/van) …………………………… mijn brutoloon over?

Hoeveel blijft ervan mijn brutoloon over?

Hoeveel blijft er van mijn brutoloon over?

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Ik ga (er/van/uit) …………………………… dat je amper de helft zal overhouden.

Ik ga ervanuit

Ik ga er vanuit

Ik ga ervan uit

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Hij verblijft al een paar maanden in Finland. Hij geniet (er/van) …………………………… de natuurpracht.

Hij geniet ervan de natuurpracht.

Hij geniet er van de natuurpracht.

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Hoeveel jongens zitten (er/in) …………………………… je klas.

Hoeveel jongens zitten erin je klas?

Hoeveel jongens zitten er in je klas?

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Zie je die hoge springplank daar? Dadelijk springt hij (er/van/af) ……………………………

Dadelijk springt hij ervanaf.

Dadelijk springt hij ervan af.

Dadelijk springt hij er vanaf.

Create a free account and access millions of resources

Create resources
Host any resource
Get auto-graded reports
or continue with
Microsoft
Apple
Others
By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy
Already have an account?