Naamwoordelijk gezegde - Deel 1

Bij het naamwoordelijk gezegde ...

• roept iemand iets.

• doet iemand iets.

• is iemand iets.

• beweegt iemand.

Wat is het onderwerp in de onderstaande zin?

Maartje Willems wordt later een geweldige zangeres.

• Maartje Willems

• Maartje

• wordt

• wordt een geweldige zangeres

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

Maartje Willems wordt later een geweldige zangeres.

• Maartje Willems

• wordt [later een geweldige zangeres]

• wordt

• wordt [een geweldige zangeres]

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin?

Die nieuwe leerling van 1Vb schijnt een arrogant mannetje te zijn.

• schijnt

• schijnt te zijn

• schijnt een arrogant mannetje te zijn

• schijnt arrogant te zijn

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

Die nieuwe leerling van 1Vb schijnt een arrogant mannetje te zijn.

• schijnt

• schijnt [te zijn]

• schijnt [een arrogant mannetje] te zijn

• schijnt [arrogant] te zijn

Wat is het onderwerp in de onderstaande zin?

Die nieuwe leerling van 1Vb schijnt een arrogant mannetje te zijn.

• Die nieuwe leerling

• een arrogant mannetje

• Die nieuwe leerling van 1Vb

• leerling

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

Zou Coca Cola Zero in de toekomst ook een populair drankje blijven?

• zou [een populair drankje] blijven

• zou blijven

• zou [ook een populair drankje] blijven

• zou [Coca Cola Zero populair] blijven

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

Op het WK van 2010 had Oranje wereldkampioen moeten worden.

• had [wereldkampioen] moeten worden

• had moeten worden

• had [Oranje wereldkampioen] moeten worden

• had [wereldkampioen]

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

Pieter is vorige week voor de derde keer opa geworden.

• is [opa] geworden

• is opa

• is [voor de derde keer] opa geworden

• is [vorige week opa] geworden

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

Levi werd door zijn onvoldoende voor Nederlands heel boos.

• werd [heel boos]

• werd [boos]

• werd [door zijn onvoldoendes voor Nederlands heel boos]

• werd