Is de bewering waar of niet waar?

In enkelvoudige zinnen die samen een samengestelde zin vormen, kan er een koppelwerkwoord en een hulpwerkwoord voorkomen.

• waar

• niet waar

Benoem het onderstreepte werkwoord.

De regisseur vermoedt dat de spelers van het toneelstuk hun tekst allemaal tijdig uit het hoofd geleerd hebben.

• hww

• kww

• zww

Benoem het onderstreepte werkwoord.

De regisseur vermoedt dat de spelers van het toneelstuk hun tekst allemaal tijdig uit het hoofd geleerd hebben.

• hww

• kww

• zww

Benoem het onderstreepte werkwoord.

De regisseur vermoedt dat de spelers van het toneelstuk hun tekst allemaal tijdig uit het hoofd geleerd hebben.

• hww

• kww

• zww

Benoem het onderstreepte werkwoord.

Dat de twee beste speelsters van ons basketbalteam naar Aris vertrekken, is bijzonder jammer, want met hen erbij waren we volgend jaar vast kampioen geworden.

• hww

• kww

• zww

Benoem het onderstreepte werkwoord.

Dat de twee beste speelsters van ons basketbalteam naar Aris vertrekken, is bijzonder jammer, want met hen erbij waren we volgend jaar vast kampioen geworden.

• hww

• kww

• zww

Benoem het onderstreepte werkwoord.

Dat de twee beste speelsters van ons basketbalteam naar Aris vertrekken, is bijzonder jammer, want met hen erbij waren we volgend jaar vast kampioen geworden.

• hww

• kww

• zww

Benoem het onderstreepte werkwoord.

Dat de twee beste speelsters van ons basketbalteam naar Aris vertrekken, is bijzonder jammer, want met hen erbij waren we volgend jaar vast kampioen geworden.

• hww

• kww

• zww

Benoem het onderstreepte werkwoord.

Als je buiten de spitsuren reist, mag je je fiets meenemen in de trein.

• hww

• kww

• zww

Benoem het onderstreepte werkwoord.

Als je buiten de spitsuren reist, mag je je fiets meenemen in de trein.

• hww

• kww

• zww