Vocabulaire hoofdstuk 6 en 7

Wat betekent 'beamen'?

• bevestigen

• glimlachen

• negeren

• ontkennen

Wat betekent 'torsen'?

• accepteren

• dragen

• fronsen

• knoeien

Wat betekent 'toetakelen'?

• berispen

• mishandelen

• optillen

• preken

Wat betekent 'poneren'?

• indruk maken

• neerleggen

• stellen

• vragen

Wat betekent 'gerucht'?

• dorpje

• leugen

• roddel

• vervelende hoest

Wat betekent 'eensgezind'?

• eenmalig

• tegelijkertijd

• unaniem

• van hetzelfde geslacht

Wat betekent 'de knoop doorhakken'?

• alles in de war schoppen

• een beslissing nemen

• een fout maken

• fraude plegen

Wat betekent 'effect sorteren'?

• efficiënt werken

• op de juiste plaats leggen

• selecteren

• succes hebben

Wat betekent 'averechts werken'?

• veel invloed hebben

• tegengesteld werken

• extreem conservatief zijn

• een positief resultaat hebben

Wat betekent 'overspel plegen'?

• frauderen

• spieken

• vernielen

• vreemdgaan