Brugklas voorbereiding SO Lezen H1 H2 en H5

Om het onderwerp van de tekst te vinden moet je

• zoekend lezen

• oriënterend lezen

• globaal lezen

• precies lezen

Vink aan wat bij oriënterend lezen hoort

• De tekst als geheel bekijken (lay-out)

• De eerste alinea lezen

• De hele tekst lezen

• De eerste en laatste zin van elke alinea lezen

• Kijken naar titel, illustraties, tussenkopjes en anders gedrukte woorden

De bron van de tekst geeft informatie over

• de schrijver van de tekst

• de herkomst van de tekst

• de plaatsingsdatum ofwel actualiteit

• al het bovenstaande staat in de bron

Een tekst is vaak opgebouwd uit

• begin, midden, eind

• inleiding, middenstuk (kern) en slot

• stelling, argument, conclusie

• onderwerp en plaatjes

Deelonderwerpen zijn

• andere tekstdelen

• verschillende aspecten (kanten, delen) van het onderwerp

• de belangrijkste informatie over het onderwerp

• alinea's met tussenkopjes

Om deelonderwerpen van de tekst te vinden moet je

• zoekend lezen

• oriënterend lezen

• globaal lezen

• precies lezen

Globaal lezen is

• op zoek gaan naar specifieke informatie

• het lezen van de eerste en laatste zinnen van de alinea's

• de tekst globaal bekijken (titel, tussenkopjes, lay-out)

• de tekst woord voor woord lezen

Het tekstdoel is

• waar de tekst gepubliceerd is

• een nieuwsbericht of betoog

• wat de schrijver wil bereiken met de tekst

• het doel van de lezer

Welke tekstdoelen zijn er (vink ze allemaal aan)

• activeren

• informeren

• verleiden

• overtuigen

• amuseren

Welke tekstsoort is bedoeld om te amuseren?

• gebruiksaanwijzing, instructie of recept

• betoog, ingezonden brief of recensie

• roman, rap of kort verhaal

• reclamefolder, advertentie of affiche