Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

De datief van de pers. vnw. is ...

• ego, tu, nos, vos

• me, te, nos, vos

• mihi, tibi, nobis, vobis

• me, te, nobis, vobis

De vormen eum, eam, id zijn ...

• nominatief

• accusatief

• datief

• ablatief

Mater se videt. Dit vertaal je best als ...

• Moeder ziet zichzelf.

• Moeder ziet haar.

• Moeder ziet hem.

• Moeder ziet hen.

Mater mihi fabulam narrat.

• mihi = reflexief persoonlijk vnw.

• mihi = reflexief bezittelijk vnw.

• mihi = niet-reflexief persoonlijk vnw.

• mihi = niet-reflexief bezittelijk vnw.

Marcus amicam suam adiuvat.

• suam = reflexief persoonlijk vnw.

• suam = reflexief bezittelijk vnw.

• suam = niet-reflexief persoonlijk vnw.

• suam = niet-reflexief bezittelijk vnw.

Marcus amicam suam adiuvat. Je vertaalt 'suam' hier met ...

• zijn

• haar

• hun

Marcus eam adiuvat.

• eam = reflexief persoonlijk vnw.

• eam = reflexief bezittelijk vnw.

• eam = niet-reflexief persoonlijk vnw.

• eam = niet-reflexief bezittelijk vnw.

Marcus eam adiuvat. Je vertaalt 'eam' hier met ...

• zijn

• hem

• haar

• hen