Phrases in writing 1F quiz Jan

Je beschrijft personen

What is 'Ik ben naar deze foto’s aan het kijken,' in English?

Je beschrijft iemand uiterlijk

What is 'Mijn vader is klein en dik,' in English?

• My father is big and fat.

• My father is small and slim.

• My father is small and fat.

Ze zegt wat je van iets vindt

What is 'Can men really wear skirts?' in Dutch?

• Kunnen mannen soms een rok dragen?

• Kunnen mannen echt een rok dragen?

• Kunnen mannen een rok dragen?

Je beschrijft personen

What is 'zij zijn naar een modeshow aan het kijken,' in English?

• They're watching a fashion show.

• They're watching people wear fashion.

• They are with people at a fashion show.

Je beschrijft iemand uiterlijk

What is 'Ze heeft lang zwart haar en prachtige ogen,' in English?

Ze zegt wat je van iets vindt

What is 'I think they look really cool,' in Dutch?

• Ik vind dat ze er heel raar uitzien.

• Ik vind dat ze er heel mooi uitzien.

• Ik vind dat ze er heel gaaf uitzien.

Je beschrijft iemand uiterlijk

What is 'Ze zien eruit als modellen,' in English?

Je beschrijft personen

What is 'Ik heb een rok aan,' in Dutch?

• I'm wearing a shirt.

• I’m wearing a skirt.

• I'm wearing shorts.

Je beschrijft personen

What is 'She’s writing a post,' in Dutch?

Je beschrijft iemand uiterlijk

What is 'Hij draagt een roze shirt en roze schoenen,' in English?

• He is wearing a red shirt and red shoes.

• He is wearing a red shirt and pink shoes.

• He is wearing a pink shirt and pink shoes.