Grammatik Kapitel 2: Possessivpronomen 2 - 4OCb

Quiz

•

Other

•

10th Grade

•

Practice Problem

•

Medium

Gillian Mouton

Used 2+ times

FREE Resource

10 questions

Show all answers

1.

FILL IN THE BLANK QUESTION

2 mins • 1 pt

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Kommst du mit (jouw) ___n Eltern (ouders, mv)?

2.

FILL IN THE BLANK QUESTION

2 mins • 1 pt

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Ist Karin bei (haar) ___r Freundin?

3.

FILL IN THE BLANK QUESTION

2 mins • 1 pt

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Ich habe gestern mit (mijn) ___em Lehrer (m.) gesprochen.

4.

FILL IN THE BLANK QUESTION

2 mins • 1 pt

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Wie oft besuchst du (jouw) ___ Großmutter (v.)?

5.

FILL IN THE BLANK QUESTION

2 mins • 1 pt

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Er fährt zu (zijn) ___em Onkel (m.).

6.

FILL IN THE BLANK QUESTION

2 mins • 1 pt

Er wohnt immer noch bei (zijn) ___n Eltern (ouders, mv).

7.

FILL IN THE BLANK QUESTION

2 mins • 1 pt

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Er schreibt (zijn) ___r Brieffreundin (v.) jeden Monat.

Create a free account and access millions of resources

Create resources

Host any resource

Get auto-graded reports

Continue with Google

Continue with Email

Continue with Classlink

Continue with Clever

or continue with

Microsoft

Apple

Others

By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy

Already have an account?

Popular Resources on Wayground

10 questions

Honoring the Significance of Veterans Day

Interactive video

•

6th - 10th Grade

9 questions

FOREST Community of Caring

Lesson

•

1st - 5th Grade

10 questions

Exploring Veterans Day: Facts and Celebrations for Kids

Interactive video

•

6th - 10th Grade

19 questions

Veterans Day

Quiz

•

5th Grade

14 questions

General Technology Use Quiz

Quiz

•

8th Grade

25 questions

Multiplication Facts

Quiz

•

5th Grade

15 questions

Circuits, Light Energy, and Forces

Quiz

•

5th Grade

19 questions

Thanksgiving Trivia

Quiz

•

6th Grade

Discover more resources for Other

10 questions

Honoring the Significance of Veterans Day

Interactive video

•

6th - 10th Grade

10 questions

Exploring Veterans Day: Facts and Celebrations for Kids

Interactive video

•

6th - 10th Grade

10 questions

Understanding Meiosis

Interactive video

•

6th - 10th Grade

10 questions

Exploring the Origins of Veterans Day

Interactive video

•

6th - 10th Grade

28 questions

Ser vs estar

Quiz

•

9th - 12th Grade

10 questions

Understanding Protein Synthesis

Interactive video

•

7th - 10th Grade

10 questions

Exploring Newton's Laws of Motion

Interactive video

•

6th - 10th Grade

10 questions

Exploring the Origins of Veterans Day

Interactive video

•

6th - 10th Grade

Grammatik Kapitel 2: Possessivpronomen 2 - 4OCb

10 questions

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Kommst du mit (jouw) ___n Eltern (ouders, mv)?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Ist Karin bei (haar) ___r Freundin?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Ich habe gestern mit (mijn) ___em Lehrer (m.) gesprochen.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Wie oft besuchst du (jouw) ___ Großmutter (v.)?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Er fährt zu (zijn) ___em Onkel (m.).

Er wohnt immer noch bei (zijn) ___n Eltern (ouders, mv).

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Er schreibt (zijn) ___r Brieffreundin (v.) jeden Monat.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Silke geht mit (haar) ___r Freundin auf Reisen.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Der Schüler gibt (zijn) ___em Lehrer ein Geschenk.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Ich muss (mijn) ___r Mutter oft helfen.

Create a free account and access millions of resources

Popular Resources on Wayground

Discover more resources for Other

Grammatik Kapitel 2: Possessivpronomen 2 - 4OCb

10 questions

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Kommst du mit (jouw) ___n Eltern (ouders, mv)?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Ist Karin bei (haar) ___r Freundin?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Ich habe gestern mit (mijn) ___em Lehrer (m.) gesprochen.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Wie oft besuchst du (jouw) ___ Großmutter (v.)?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Er fährt zu (zijn) ___em Onkel (m.).

Er wohnt immer noch bei (zijn) ___n Eltern (ouders, mv).

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Er schreibt (zijn) ___r Brieffreundin (v.) jeden Monat.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Silke geht mit (haar) ___r Freundin auf Reisen.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Der Schüler gibt (zijn) ___em Lehrer ein Geschenk.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).> Ich muss (mijn) ___r Mutter oft helfen.

Create a free account and access millions of resources

Popular Resources on Wayground

Discover more resources for Other

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Kommst du mit (jouw) ___n Eltern (ouders, mv)?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Ist Karin bei (haar) ___r Freundin?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Ich habe gestern mit (mijn) ___em Lehrer (m.) gesprochen.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Wie oft besuchst du (jouw) ___ Großmutter (v.)?

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Er fährt zu (zijn) ___em Onkel (m.).

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Er schreibt (zijn) ___r Brieffreundin (v.) jeden Monat.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Silke geht mit (haar) ___r Freundin auf Reisen.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Der Schüler gibt (zijn) ___em Lehrer ein Geschenk.

Ergänze die Sätze mit dem richtigen Possessivpronomen. Die Endung steht schon da. (Vul de zinnen aan met het juiste bezittelijk voornaamwoord. De uitgang staat er al).
> Ich muss (mijn) ___r Mutter oft helfen.