Wat is de persoonsvorm van deze zin?

In de winter kunnen vogels moeilijk voedsel vinden.

• kunnen

• vogels

• voedsel

• kunnen vinden

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

De koolmezen gaan van de mezenbollen eten.

• de koolmezen

• gaan

• de mezenbollen

• gaan eten

Wat is het onderwerp van deze zin?

De pimpelmezen willen naar hun nestkastjes vliegen.

• De pimpelmezen

• willen

• hun nestkastjes

• willen vliegen

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

Martine ging de roodborstjes speciaal vogelvoer voeren.

• Martine

• ging

• de roodborstjes

• ging voeren

Welke regel is juist?

• Je vindt de persoonsvorm door de vraag wie of wat + werkwoordelijk gezegde te stellen.

• Je vindt het onderwerp door de vraag wie of wat + werkwoordelijk gezegde te stellen.

• Je vindt het onderwerp door de tijdproef te doen.

• Je vindt het werkwoordelijk gezegde door de vraag wie of wat + persoonsvorm te stellen.

Welke regel is niet juist?

• Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden van een zin.

• Het werkwoordelijk gezegde is de persoonsvorm + alle overige werkwoorden.

• Je kunt de persoonsvorm vinden door de getalproef te doen.

• Je vindt de persoonsvorm door de vraag wie of wat + werkwoordelijk gezegde te stellen.

Wat is de persoonsvorm van deze zin?

In die winkel kun je mooie stripboeken kopen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

Gisteren belde ik de directeur van de school op.

Wat is het onderwerp van deze zin?

Na de sneeuwbui kleurde de lucht helemaal blauw.

Wat is de persoonsvorm van deze zin?

Neemt je vriendin wel eens wat lekkers voor je mee?