Chapter 4 klas 2

Wanneer gebruiken we de future tense?

• Iets gaat nog gebeuren

• Iets gebeurt nu

• Iets is al gebeurd

• Iets is gebeurd maar heeft te maken met nu

To be going to gebruiken we om aan te geven:

• dat iets volgens schema verloopt

• dat je iets van plan bent om te doen

• dat je iets belooft

• dat je iets voorspelt

To be going to kent 3 stapjes:

• have / has + going to + hele werkwoord

• am / is / are + going to + voltooid deelwoord

• am / is / are + going to + hele werkwoord

• he / she / it + going to + hele werkwoord

He ... ... ... (watch) a movie on Netflix tonight.

• is going to watch

• are going to watch

• is going to be watching

• watches

We ... ... ... (make) the English test next week.

• is going to be making

• are going to make

• are making

• is going to make

Je belooft iets: I ... help you out when he starts picking a fight.

• am going to help

• will

• am helping

• are going to help

Vertaal: (to) deliver

Vertaal: public transport

Vertaal: often

Vertaal: participate