In welke zin staat een tegenwoordig deelwoord?

• Kijk goed en onthoud wat je ziet.

• Wij zijn druk doende met de voorbereiding van het schoolfeest.

• Lang leve de koning!

• Doe gewoon en gedraag je netjes.

In welke zin is het werkwoord juist geschreven?

• Beantwoord mijn vraag eens.

• Beantwoordt mijn vraag eens.

In welke zin is het werkwoord juist geschreven?

• Meld u dat maar bij de receptie.

• Meldt u dat maar bij de receptie.

In welke zin is het werkwoord juist geschreven?

• Men nemen 100 gram boter.

• Men neme 100 gram boter.

• Men neeme 100 gram boter.

• Men neemen 100 gram boter.

In welke zin staat een werkwoord als zelfstandig naamwoord?

• Mijn broers wielrennen altijd samen.

• Wielrennen jullie weleens of gaan jullie liever mountainbiken?

• Mijn hobby is wielrennen.

Vul het tegenwoordig deelwoord in:

................. (Zuchten) vertelde Femke het hele verhaal.

Vul het tegenwoordig deelwoord in:

Hij lachte ................ (verontschuldigen).

Vul de gebiedende wijs in:

............. (worden) nou toch eens wakker!

Vul de aanvoegende wijs in:

Hij wil ............ (kosten) wat het kost mee op vakantie.

Vul de aanvoegende wijs in:

Voor meer informatie .............. (wenden) men zich tot het hoofdkantoor.