les verbes irréguliers

wat is de vertaling van "mogen,kunnen" in het Frans?

• faire

• aller

• pouvoir

• devoir

La fille ___________ (faire) ses devoirs.

Wat is de vertaling van "gaan" in het Frans?

• faire

• être

• venir

• aller

Ils/elles __________ (vouloir) aller en vacances.

"faire" betekent in het Nederlands...

• komen

• maken, doen

• moeten

• gaan

vertaal: "Hij moet"

vertaal: zij gaan

"zij maken" is in het Frans...

• ils viennent

• ils doivent

• ils vont

• ils font