Kosten

Kosten

10th Grade

8 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

1.3 y 1.4 Estrategia organizacional

1.3 y 1.4 Estrategia organizacional

9th - 12th Grade

12 Qs

CONTABILIDAD 10A

CONTABILIDAD 10A

10th Grade

7 Qs

Rechnungswesen und Buchführung

Rechnungswesen und Buchführung

10th Grade

13 Qs

Besigheidssektore Quiz

Besigheidssektore Quiz

10th Grade

10 Qs

BwR KLR (2)

BwR KLR (2)

10th Grade

7 Qs

Diccionario de Datos

Diccionario de Datos

10th Grade

8 Qs

Tárolás, készletezés, leltározás

Tárolás, készletezés, leltározás

9th - 10th Grade

10 Qs

Vásárolt készletek - összefoglalás

Vásárolt készletek - összefoglalás

9th Grade - University

11 Qs

Kosten

Kosten

Assessment

Quiz

Business

10th Grade

Hard

Created by

Willemijn Lammers

Used 2+ times

FREE Resource

8 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 5 pts

Wat zijn kosten?

Alle uitgaven die van je winst afgaan

Alle uitgaven die van je omzet afgaan

Alle zaken die ten laste van je eigen vermogen gaan

Alle zaken waarmee je schulden maakt

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 5 pts

Welke kosten zijn momenteel voor vrijwel alle bedrijven enorm gestegen door de hoge energieprijzen?

Kosten van duurzame productiemiddelen

Kosten van diensten van derden

Inkoopwaarde van de omzet

Kostprijsverhogende belastingen

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 5 pts

Wat is het verschil tussen een handelsonderneming en een productieonderneming?

Een handelsonderneming verkoopt iets en een productieonderneming maakt iets

Bij een handelsonderneming is de input hetzelfde als bij de output; bij een productieonderneming is dat niet zo

Een handelsonderneming is gericht op winst; een productieonderneming is gericht op productinnovatie

Bij een handelsonderneming is de input anders dan de output; bij een productieonderneming is dat niet zo

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 5 pts

Wat zijn de kostensoorten van een productiebedrijf?

Inkoopwaarde van de omzet; kosten van diensten van derden; kosten van arbeid, vermogen en grond, belastingen

Inkoopwaarde van de omzet; kosten van diensten van derden; kosten van arbeid, vermogen en grond, afschrijvingen

Kosten van grond- en hulpstoffen en diensten van derden; kosten van arbeid, vermogen en grond, afschrijvingen en belastingen

Kosten van grond- en hulpstoffen en diensten van derden; kosten van vermogen en grond, afschrijvingen en kosten van arbeid

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 5 pts

Welke formules zijn de juiste?

Afschrijvingen: (A-R)/2;

Kosten van vermogen: (A+R)/n x i%

Afschrijvingen: (A-R)/n;

Kosten van vermogen: (A+R)/n

Afschrijvingen: (A-R)/n;

Kosten van vermogen: (A+R)/2

Afschrijvingen: (A-R)/n;

Kosten van vermogen: (A+R)/2 x i%

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 5 pts

Brutowinst is 30% van de inkoopprijs. Verkoopprijs is € 26. Wat is de inkoopprijs?

€ 20

€ 18,20

€ 7,80

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 5 pts

Kostprijsverhogende belastingen zijn

waterschapsbelasting, motorrijtuigenbelasting, hondenbelasting, onroerendezaakbelasting; accijnzen

waterschapsbelasting, motorrijtuigenbelasting, onroerendezaakbelasting; belasting op toegevoegde waarde, accijnzen

waterschapsbelasting, motorrijtuigenbelasting, onroerendezaakbelasting; winstbelasting; accijnzen

waterschapsbelasting, motorrijtuigenbelasting, hondenbelasting, onroerendezaakbelasting; assurantiebelasting

8.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 5 pts

I Werkgevers betalen de premies voor de werknemersverzekeringen; II Het factureertarief is altijd hoger dan het arbeidsuurtarief

Stelling I is waar;

Stelling II is waar

Stelling I is waar;

Stelling II is onwaar

Stelling I is waar;

Stelling II is onwaar

Stelling I is onwaar;

Stelling II is onwaar