Arm en rijk / Globalisering

Welke woorden maken de volgende zinnen compleet?

1. X zijn een belemmering voor de internationale handel.

2. De landen rond de Grote Oceaan behoren tot de X

3. De X streeft een gemeenschappelijke markt na van Mexico, Canada en de VS.

• 1 = tariefmuren, 2 = tijgerlanden, 3 = WTO

• 1= tariefmuren, 2 = Pacific Rim, 3=NAFTA/USMCA

• 1=Invoerrechten, 2=Pacific Rim, 3 = WTO

• 1=invoerrechten, 2=tijgerlanden, 3=NAFTA/USMCA

Welke woorden horen er in de volgende zinnen:

1. We zijn verschillende redenen voor migratie: economische, politieke en X.

2. De belangrijkste X voor Europese emigranten was de mogelijkheid om in de VS in vrijheid een nieuw bestaan op te bouwen.

3. Vanaf het eind van de twintigste eeuw komen de meeste immigranten in de VS uit X.

4. X is het actief meedoen van migranten aan de samenleving van het land waar ze naartoe zijn vertrokken.

• 1. godsdienstige

  2. pushfactor

  3. Latijns-Amerika

  4. assimilatie

• 1. godsdienstige

  2. pullfactor

  3. Latijns-Amerika

  4. Integratie

• 1. demografische

  2. pushfactor

  3. Afrika

  4. assimilatie

• 1. demografische

  2. pullfactor

  3. Afrika

  4. Integratie

Wat wordt er bedoeld met "global shift"?

• Het verschuiven van het economische zwaartepunt in de wereld.

• Het verschuiven van het militaire zwaartepunt in de wereld.

• Het verschuiven van de vrijemarkt economie in de wereld.

• Het verschuiven van de periferie van Europa naar Azië.

Wat hoort niet bij exploitatie koloniën?

• Afrika, Amerika, Azië

• Australië, Canada, VS

• afzetmarkt, delfstoffen, grondstoffen

• monocultuur, periferie, plantage

Multinationale ondernemingen verspreiden zich steeds meer over de wereld. Waarom staan de productieafdelingen vaak in landen als China, Mexico of Indonesië?

• Die landen liggen dicht bij de rijke afzetmarkt.

• In deze landen zijn de productiekosten laag.

• Vanwege de koopkrachtige afzetmarkt in die landen zelf.

• Vanwege de goede kennis van het Engels als tweede taal in die landen.

Welke 3 ontwikkelingskenmerken vormen samen de HDI?

• basisbehoeften, bnp, analfabetisme

• basisbehoeften, bnp per hoofd, levensverwachting

• analfabetisme, bnp per hoofd, levensverwachting

• analfabetisme, basisbehoeften, levensverwachting

Welke bewering is juist?

• Het BNP per hoofd zegt iets over de sociale ongelijkheid in een land.

• Koopkracht is een indicator voor ontwikkeling.

• In landen met een snelle bevolkingsgroei werken minder mensen in de landbouw.

• De regionale ongelijkheid in arme landen is kleiner dan in rijke landen.

Een stad met veel werkgelegenheid en voorzieningen op het gebied van onderwijs, medische zorg en allerlei vormen van vermaak heeft veel:

• magneetfactoren

• pushfactoren

• agglomeratie factoren

• pullfactoren

Zeer grote landbouwbedrijven in Midden- en Zuid-Amerika.

De toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die door binnen- en buitenlandse ondernemingen in een land / regio in een jaar worden geproduceerd gedeeld door het aantal inwoners.