Ontleden skivakantie

Emma ging op skivakantie met vier vrienden.

Welke woordsoort hoort bij 'op' en 'met'?

Emma ging op skivakantie met vier vrienden.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ze verbleven in dit prachtige hotel.

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Ze verbleven in dit prachtige hotel.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De eerste dag was het mistig, maar de andere dagen scheen de zon!

Wat is het rangtelwoord?

De eerste dag was het mistig, maar de andere dagen scheen de zon!

Wat is het voegwoord?

Tussen het skiën door hebben we heerlijk gegeten.

Wat is het hulpwerkwoord?

Tussen het skiën door hebben we heerlijk gegeten.

Welke woordsoort is het woord 'het'?

's Middags speelden we vaak een spelletje.

Wat is het onderwerp? (Zinsdeel!)

's Middags speelden we vaak een spelletje.

Wat is het lijdend voorwerp? (Zinsdeel!)