
Campus 1a: Les 32: Letterlijk en figuurlijk taalgebruik (met QR)
Quiz
•
World Languages
•
1st Grade
•
Easy

Jolien Van Erdeghem
Used 16+ times
FREE Resource
8 questions
Show all answers
1.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke uitdrukking past het beste bij onderstaande situatie?
Hij nam alweer printpapier mee van zijn werk. De tiende keer werd hij betrapt.
Hij liep tegen de lamp.
Hij had een grote mond.
Hij was de draad kwijt.
Hij heeft groene vingers.
2.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke uitdrukking past het beste bij onderstaande situatie?
Zijn collega’s hadden al eens gezegd dat hij vaak stal.
Hij liet zijn collega's in de kou staan.
Hij heeft lange vingers.
Hij heeft er geen kaas van gegeten.
Hij haalt zijn neus op.
3.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke uitdrukking past het beste bij onderstaande situatie?
Ook tegen de baas was hij vaak brutaal.
Hij stond met zijn rug tegen de muur.
Hij zat op rozen.
Hij kon het op zijn buik schrijven.
Hij had een grote mond.
4.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke uitdrukking past het beste bij onderstaande situatie?
Hij kwam altijd een uur later toe. Nu is hij werkloos.
Hij zit iemand op de hielen.
Hij staat op straat.
Hij is de draad kwijt.
Hij bijt zijn tanden erop stuk.
5.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke uitdrukking past het beste bij onderstaande situatie?
Ze heeft niet gestudeerd voor de toets. Ze moet nu de vervelende gevolgen van de situatie ervaren.
Ze zit op rozen.
Ze heeft groene vingers.
Ze heeft lange tenen.
Ze zit met de gebakken peren.
6.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke uitdrukking past het beste bij onderstaande situatie?
Emilie stuurde net een bericht. Waar ik bleef. Ik weet niet wat ik moet doen.
Ik moet Emilie wel iets laten weten.
Ik wil haar op de hielen zitten.
Ik wil haar niet aan het lijntje houden.
Ze kan dit op haar buik schrijven.
Ze staat op straat.
7.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke uitdrukking past het beste bij onderstaande situatie?
Maar wat kan ik doen om te ontsnappen aan mijn huisarrest? Niets
denk ik. Mijn ouders hebben me vastgezet.
Ik zit op rozen.
Ik sta op straat.
Ik sta met mijn rug tegen de muur.
Ik heb een grote mond.
8.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke uitdrukking past het beste bij onderstaande situatie?
Ze beseffen niet wat de reactie van Emilie zal zijn.
Zij kan weinig verdragen.
Ze heeft lange tenen.
Ze heeft lange vingers.
Ze staat met haar rug tegen de muur.
Ze zit met de gebakken peren.
Similar Resources on Wayground
10 questions
Amfibieën
Quiz
•
1st Grade
10 questions
Werkwoorden
Quiz
•
KG - University
13 questions
Switezianka
Quiz
•
1st - 6th Grade
10 questions
Haben und Sein
Quiz
•
1st - 2nd Grade
10 questions
Le futur proche
Quiz
•
1st - 10th Grade
11 questions
Ik stel me voor
Quiz
•
1st - 3rd Grade
10 questions
Klas 1 - Chap 1 - Voc 1.3 + 1.5
Quiz
•
1st Grade
10 questions
Die Familie
Quiz
•
1st Grade
Popular Resources on Wayground
10 questions
Ice Breaker Trivia: Food from Around the World
Quiz
•
3rd - 12th Grade
20 questions
Halloween Trivia
Quiz
•
6th - 8th Grade
25 questions
Multiplication Facts
Quiz
•
5th Grade
4 questions
Activity set 10/24
Lesson
•
6th - 8th Grade
22 questions
Adding Integers
Quiz
•
6th Grade
10 questions
How to Email your Teacher
Quiz
•
Professional Development
15 questions
Order of Operations
Quiz
•
5th Grade
30 questions
October: Math Fluency: Multiply and Divide
Quiz
•
7th Grade
