Woordsoorten, zinsdelen, pv tt

Woordsoorten, zinsdelen, pv tt

1st Grade

30 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Begintoets Nederlands 2B

Begintoets Nederlands 2B

1st Grade

33 Qs

grammaire chapitre 6 GL

grammaire chapitre 6 GL

1st - 12th Grade

25 Qs

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd PV TT/INF/GW

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd PV TT/INF/GW

1st - 12th Grade

25 Qs

Modale werkwoorden

Modale werkwoorden

1st Grade

30 Qs

Oefentoets P2

Oefentoets P2

1st Grade

25 Qs

Herhaling taal groep 8 thema 7 week 1 en 2

Herhaling taal groep 8 thema 7 week 1 en 2

1st - 3rd Grade

30 Qs

Duits Persoonlijke voornaamwoorden in de 1e,3e en 4e naamval

Duits Persoonlijke voornaamwoorden in de 1e,3e en 4e naamval

KG - 3rd Grade

25 Qs

werkwoorden, hoofdletters, leestekens 1KBL

werkwoorden, hoofdletters, leestekens 1KBL

KG - 1st Grade

27 Qs

Woordsoorten, zinsdelen, pv tt

Woordsoorten, zinsdelen, pv tt

Assessment

Quiz

World Languages

1st Grade

Hard

Created by

Timo Blom

Used 1+ times

FREE Resource

30 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Selecteer alle werkwoorden

is

mogen

heeft

kast

2.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Selecteer lidwoorden

de

het

ben

een

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Hoeveel zn staan er in de zin: "mijn vader viert morgen zijn verjaardag."

Geen

Eén

Twee

Drie

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Hoeveel bn staan er in de zin: "tijdens de lange vakantie heb ik een lekkere pizza op."

Geen

Eén

Twee

Drie

5.

FILL IN THE BLANK QUESTION

1 min • 1 pt

Wat voor woordsoort is het groengedrukte woord? Schrijf voluit: "door de docent heeft de klas een goed cijfer gehaald op de toets."

6.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Selecteer voorzetsels.

tijdens

maar

van

met

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Twee stellingen:

1. het onderwerp is altijd een persoon.

2. het onderwerp kan uit meer dan één woord bestaan.

Beide stellingen zijn waar.

Beide stellingen zijn niet waar.

Stelling 1 is waar en stelling twee is niet waar.

Stelling 1 is niet waar en stelling 2 is waar

Create a free account and access millions of resources

Create resources
Host any resource
Get auto-graded reports
or continue with
Microsoft
Apple
Others
By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy
Already have an account?

Discover more resources for World Languages