NT2 C1C2 Verba en preposities

NT2 C1C2 Verba en preposities

Professional Development

5 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Conjuncties & adverbia (NON les 2 opdracht 4)

Conjuncties & adverbia (NON les 2 opdracht 4)

Professional Development

8 Qs

Hartritmestoornissen

Hartritmestoornissen

Professional Development

7 Qs

Kolonel op rust

Kolonel op rust

University - Professional Development

6 Qs

Deel 12

Deel 12

Professional Development

10 Qs

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

KG - Professional Development

9 Qs

(niet) graag

(niet) graag

Professional Development

7 Qs

Les 23 maart: Wie ben jij?

Les 23 maart: Wie ben jij?

Professional Development

10 Qs

Finale H4 Grammatica en idioom

Finale H4 Grammatica en idioom

Professional Development

10 Qs

NT2 C1C2 Verba en preposities

NT2 C1C2 Verba en preposities

Assessment

Quiz

World Languages

Professional Development

Easy

Created by

Rita Niland

Used 1+ times

FREE Resource

AI

Enhance your content in a minute

Add similar questions
Adjust reading levels
Convert to real-world scenario
Translate activity
More...

5 questions

Show all answers

1.

MATCH QUESTION

1 min • 2 pts

Media Image

Match: Welke horen bij elkaar?

spelen

een afstand

uitoefenen

een conclusie

voeren

druk

afleggen

met vuur

trekken

campagne

2.

DROPDOWN QUESTION

1 min • 2 pts

Media Image

Wat hoort bij elkaar?

een eed ​ (a)   een gok ​ (b)   ​ een verband ​ (c)   handel ​ (d)   iets in twijfel​ (e)  

afleggen
wagen
leggen
drijven
trekken

3.

DRAG AND DROP QUESTION

1 min • 2 pts

onder druk ​ (a)   onderscheid ​ (b)   paniek ​ (c)   ​ spijt ​ (d)   verantwoording ​ (e)  

staan
maken
zaaien
tonen
afleggen

4.

MATCH QUESTION

1 min • 2 pts

Media Image

Welke prepositie hoort erbij?

op

aansprakelijk zijn

tot

aanleiding geven

voor

aanspraak maken

van

afhangen

in

een aandeel hebben

5.

DROPDOWN QUESTION

1 min • 1 pt

Media Image

Kies het juiste voorzetsel: baseren ​ (a)   een hekel hebben ​ (b)   bidden ​ (c)   breken ​ (d)   concluderen ​ (e)  

op
aan
tot
met
uit