beide/beiden

1/10 Die vrouwtjesolifanten zijn beide(n) zwanger.

• beide

• beiden

2/10 Alle aanwezige(n) dronken op het welzijn van het bruidspaar.

• aanwezige

• aanwezigen

3/10 De leraren hebben een conflict met de werkgevers en sommige(n) drongen aan op een staking.

• sommige

• sommigen

4/10 Alleen de oudste(n) kinderen mochten naar de voorstelling, want voor de jongste(n) was die te moeilijk.

• oudste / jongste

• oudste / jongsten

• oudsten/ jongste

• oudsten / jongsten

5/10 Van die worsten die de Italianen 'palle del nonno' noemen, heb ik er enkele(n) mee naar Nederland genomen.

• enkelen

• enkele

6/10 Wij gaan alle(n) naar de universiteit als we ons vwo-diploma halen.

• allen

• alle

7/10 Onder de genodigde(n) waren veel kroonprinsen en sommige(n) waren goede vrienden van het huwelijkspaar.

• genodigde / sommige

• genodigde / sommigen

• genodigden /sommige

• genodigden / sommigen

8/10 De meeste(n) blinde(n) hebben een goed ontwikkeld gehoor.

• meeste / blinde

• meesten / blinde

• meeste / blinden

• meesten / blinden

9/10 Van de vele vrouwen die de jaarmarkt bezochten, hadden slechts enkele(n) een gratis toegangsbewijs.

• enkele

• enkelen

10/10 Er zijn nog altijd bedreigde diersoorten, maar de meeste(n) zijn tegenwoordig beschermd.

• meeste

• meesten