V4 H3 Genetica en Celdeling

V4 H3 Genetica en Celdeling

12th Grade

10 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Oncologie

Oncologie

KG - University

15 Qs

Klas 3 VMBO-TL Regeling

Klas 3 VMBO-TL Regeling

KG - University

15 Qs

Celdelingen

Celdelingen

12th Grade

10 Qs

Spermatogenese en de bevruchting

Spermatogenese en de bevruchting

11th - 12th Grade

10 Qs

MLO2 Klinische Chemie - Hemostase

MLO2 Klinische Chemie - Hemostase

10th - 12th Grade

10 Qs

Hormonen man en vrouw

Hormonen man en vrouw

12th Grade

10 Qs

EHBO hoofdstuk 1 en 2

EHBO hoofdstuk 1 en 2

1st - 12th Grade

10 Qs

DR1 blok 1 algemeen

DR1 blok 1 algemeen

KG - University

13 Qs

V4 H3 Genetica en Celdeling

V4 H3 Genetica en Celdeling

Assessment

Quiz

Biology

12th Grade

Medium

Created by

Zora Sinay

Used 1+ times

FREE Resource

10 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

3 mins • 1 pt

Bij mensen met het syndroom van Down komt in elke lichaamscel een extra chromosoom 21 voor. Dit wordt ook wel aangeduid met trisomie 21.

Als een vrouw van 20 jaar zwanger is, is de kans dat haar kind trisomie 21 heeft 1 op 2300. Bij vrouwen van 45 jaar en ouder is die kans groter dan 1 op 100. Toch komen er meer zwangerschappen met trisomie 21 voor bij jonge vrouwen dan bij vrouwen van 45 jaar en ouder. Waarom is dat?

Bij vrouwen is de kans om zwanger te worden op jonge leeftijd groter.

Bij vrouwen vinden er minder zwangerschappen plaats op jonge leeftijd.

Bij vrouwen is de kans om zwanger te worden op latere leeftijd groter.

Bij vrouwen vinden er minder zwangerschappen plaats op latere leeftijd.

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

3 mins • 1 pt

Media Image

Trisomie 21 kan zijn veroorzaakt door non-disjunctie tijdens meiose I of meiose II. Bij non-disjunctie blijft een chromosomenpaar bij elkaar tijdens de anafase. In de afbeelding is de verdeling van de chromosomen 21 over de vier gevormde spermacellen te zien nadat een bepaalde spermamoedercel meiose I en II heeft ondergaan.

Heeft bij de vorming van deze spermacellen non-disjunctie plaatsgevonden tijdens meiose I, tijdens meiose II of is beide mogelijk?

Alleen tijdens meiose I

Alleen tijdens meiose II

Zowel tijdens meiose I als tijdens meiose II

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Welke optie beschrijft genetisch materiaal van klein naar groot?

genoom - chromosoom - chromatine - nucleotide

genoom - nucleotide - chromatine - chromosoom

chromatine - chromosoom - nucleotide - genoom

nucleotide - chromatine - chromosoom - genoom

4.

MULTIPLE SELECT QUESTION

3 mins • 1 pt

Over DNA worden de volgende uitspraken gedaan. Klik de juiste antwoorden aan:

De histonen waar DNA omheen gewikkeld is, maken deel uit van de chromatinevezel.

DNA is onder andere opgebouwd uit fosfor. Je lichaam kan dit zelf niet maken, dus moet je fosfor opnemen uit je dieet.

DNA is opgebouwd uit een fosfaatgroep en een stikstofbase.

Het DNA uit de cellen van plantaardig voedsel dat je eet, kan in mensencellen worden gebruikt om plantaardige stoffen te maken.

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

3 mins • 1 pt

Haploïde cellen komen in mensen weinig voor - de meeste cellen zijn diploïd. Er zijn echter ook cellen die helemaal geen DNA bevatten, zoals rode bloedcellen. Waarom hebben deze cellen geen DNA meer?

In rode bloedcellen worden eiwitten op een vaste manier gemaakt waarvoor geen DNA nodig is.

Rode bloedcellen bevatten andere erfelijk materiaal, namelijk RNA.

Rode bloedcellen hoeven geen eiwitten meer te maken en hebben dus geen DNA meer nodig.

Rode bloedcellen moeten rood zijn en dat wordt geregeld door het DNA te verwijderen.

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

3 mins • 1 pt

Tumors ontstaan door een cel die niet stopt met delen. De tumorcellen vormen dan een klompje dat groter en groter wordt en door zijn omvang problemen gaat veroorzaken. Onderzoekers zoeken hard naar eigenschappen van tumors waartegen antilichamen kunnen worden ingezet om tumors te verwijderen uit het menselijk lichaam. Ze hebben reden om te geloven dat alle cellen in een tumor dezelfde eigenschappen hebben. Leg dit uit.

De tumor bestaat uit cellen die een kloon zijn van één cel en waarschijnlijk dezelfde eigenschappen heeft.

De eigenschappen van een cel veranderen niet als het DNA (en dus genotype) verandert. Dus ze zullen wel dezelfde eigenschappen hebben, maar niet hetzelfde DNA.

Cellen die dicht bij elkaar liggen, gaan steeds meer op elkaar lijken. Daarom zullen cellen in een tumor op elkaar lijken.

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

2 mins • 1 pt

Twee leerlingen doen de volgende uitspraken. Leerling 1 zegt dat een allel een versie van een gen is. Leerling 2 zegt dat een locus de plaats van het gen is op een chromosoom. Welke leerling(en) heeft/hebben gelijk?

Alleen leerling 1

Alleen leerling 2

Leerling 1 en leerling 2

Geen van beide leerlingen

Create a free account and access millions of resources

Create resources
Host any resource
Get auto-graded reports
or continue with
Microsoft
Apple
Others
By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy
Already have an account?