Dit leer is heel ​ (a)   Je kunt het alle kanten opbuigen.​

• soepel.
• spontaan
• spoel

Jan en Janny willen niets vertellen over wat er is gebeurd. Ik ben bang dat we de ​ (a)   nooit zullen horen.

• waarheid
• vrees
• waarde

Ik sport twee keer per week. Mijn lichaam is ​ (a)   .

• soepel
• spontaan
• geschat

Ik durf niet op die trap te klimmen. Ik heb ​ (a)   .

• hoogtevrees
• hoogteangst
• vrees

Ik ​ (a)   mijn buurvrouw. Ze is ziek maar blijft optimistisch.

• bewonder
• bedonder
• bedien

Wil je niet met hem afspreken? Welke ​ (a)   heb je daarvoor gebruikt?

• smoes
• excuus
• afspraak

Weet jij waardoor de ​ (a)   tussen Amir en Meryem is uitgegaan?

• relatie
• vriend
• conflict

Zij moest erg lachen om zijn ​ (a)   .

• grapjes
• spontaan
• zoekt

Heb jij ook een jaar in Turkije gewoond? Zullen we een keer onze ervaringen ​ (a)   ?

• uitwisselen
• afstappen
• opnemen

Ik weet het niet zeker maar ik ​ (a)   dat hij 30 jaar is.

• schat
• denkt
• waarheid