Übungsprüfung Thema 3

Welk plaatje hoort bij het woord:

das Meerschweinchen

• 
• 
• 
• 

Welk ezelsbruggetje heb je om werkwoorden in de tegenwoordige tijd te vervoegen?

Welke letter komt bij de tegenwoordige tijd bij de onderstaande persoon

du = stam + ______

• st

• t

• en

• e

Welk woord hoort bij dit plaatje?

• Schaf

• Pferd

• Kuh

• Kaninchen

Vervoeg het werkwoord in de tegenwoordige tijd:

______ (wohnen) du in Griechenland?

Wat is de regel voor het maken van een voltooid deelwoord?

• hele werkwoord - en

• stam + en

• ge + stam + t

• stam + st

Maak het voltooid deelwoord:

Gestern habe ich meine Oma ______ (besuchen).

Welk rijtje van feesttenten klopt?

• Ich = +e

  Du = +t

  er/sie/es = +st

  Wir = +en

  Ihr = +en

  Sie/sie = +en

• Ich = +e

  Du = +t

  er/sie/es = +st

  Wir = +en

  Ihr = +t

  Sie/sie = +en

• Ich = +t

  Du = +st

  er/sie/es = +t

  Wir = +en

  Ihr = +en

  Sie/sie = +en

• Ich = +e

  Du = +st

  er/sie/es = +t

  Wir = +en

  Ihr = +t

  Sie/sie = +en

Welke letters van het ezelsbruggetje bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd doen niet mee?

Vervoeg het werkwoord in de tegenwoordige tijd:

Paula und Kees _______ (kochen) Pommes und Nudeln.