Past Simple vs Present Perfect

Wat is het belangrijkste verschil tussen de verleden tijd en de voltooide tijd?

• Het belangrijkste verschil is dat de verleden tijd een actie in het verleden beschrijft, terwijl de voltooide tijd aangeeft dat die actie is afgerond.

• Er is geen verschil tussen de verleden tijd en de voltooide tijd.

• De verleden tijd beschrijft een toekomstige actie.

• De voltooide tijd wordt alleen gebruikt in de spreektaal.

Vul de zin in: I (to go) to the store yesterday. (verleden tijd)

• I went to the store yesterday.

• I go to the store yesterday.

• I was going to the store yesterday.

• I gone to the store yesterday.

Maak de zin negatief: She has finished her homework.

• She has completed her homework.

• She has not finished her homework.

• She has not done her homework.

• She has finished her assignments.

Vorm een vraag in de verleden tijd: They (to play) football last week.

• They did play football last week?

• Did they played football last week?

• Did they plays football last week?

• Did they play football last week?

Herken de tijdsaanduiding: I have lived here since 2010.

• future perfect tense

• simple past tense

• present perfect tense

• past continuous tense

Wat is de juiste vorm van het onregelmatige werkwoord. Gebruik verleden tijd: He (to be) at the party last night.

• is

• be

• was

• were

Vul de zin in: We (to see) that movie before.

• We have seen that movie before.

• We are seeing that movie before.

• We will see that movie before.

• We saw that movie before.

Maak de zin negatief: They have visited Paris.

• They have visited London.

• They have not gone to Paris.

• They have not visited Paris.

• They will visit Paris.

Vorm een vraag in de voltooide tijd: You (to read) that book?

• Have you read that book?

• Did you read that book?

• You have read that book?

• Have you been reading that book?

Herken de tijdsaanduiding: I saw him two days ago.

• three days ago

• yesterday

• last week

• two days ago