klas 1B Quiz Unité 5 Styles

Wat betekent "la jupe"?

• De jas

• De rok

• De jurk

• De broek

Wat is de Franse vertaling van "groen"?

• rouge

• vert

• bleu

• jaune

Wat betekent "je veux"?

• ik kan

• ik neem

• ik wil

• ik draag

Welke zin betekent "Ik draag vaak sportieve kleren"?

• Je porte souvent des vêtements sportifs.

• Je n'achète jamais de vêtements de marque.

• Je mets une veste bleue.

• Je veux une robe rouge.

Wat is de vrouwelijke vorm van "beau"?

• belle

• bonne

• vieille

• jolie

Wat betekent "les soldes"?

• de schoenen

• de uitverkoop

• de maten

• de merken

Wat is de Franse vertaling van "de trui"?

• le sweat

• le blouson

• la veste

• le pull

Wat betekent "tu peux"?

• jij wilt

• jij leest

• jij kunt

• jij neemt

Wat betekent "bon marché"?

• duur

• goedkoop

• mooi

• snel

Wat betekent "essayer"?

• kiezen

• dragen

• kopen

• passen