Herhaling derde trim 2B Nederlands

Zet de onderstaande zin in het meervoud.

Zijn neef beoefende motorcross.

Zet de onderstaande zin in het enkelvoud.

Deze jongens hebben een speciale hobby.

Zet de onderstaande zin in het meervoud.

Een stuntman traint vijf keer per week.

Zet deze zin om naar het meervoud.

Deze atleet neemt vaak aan wedstrijden deel.

Zet deze zin om naar het meervoud.

Dit wilde de sportieveling ook doen.

Welk woord past bij X?

Probeer X wat wiskunde te herhalen.

• boeiend

• geregeld

• parcours

• zinvol

Welk woord past bij X?

Een kersenpitkussentje kan de warmte lang X.

• vasthouden

• beïnvloeden

• uniek

• aspecten

Welk woord past bij X?

Ik heb de X dat je weinig hebt gestudeerd.

• uniek

• van belang

• indruk

• aspecten

Welk woord past bij X?

X je zus is het niet eerlijk dat jij twee ijsjes krijgt.

• aspecten

• aan bod komen

• van belang

• ten opzichte van

Welk woord past bij X?

Ik kom hier X zwemmen. Toch zeker wekelijks.

• indruk

• geregeld

• daarentegen

• belang