naamvallen wanneer welke

naamvallen wanneer welke

9th - 12th Grade

13 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Duits uhh tja nu hopen dat jullie alles goed hebben

Duits uhh tja nu hopen dat jullie alles goed hebben

9th Grade

16 Qs

Grammatica 3C

Grammatica 3C

8th - 10th Grade

10 Qs

3 havo werkwoordspelling vanaf 0

3 havo werkwoordspelling vanaf 0

5th - 12th Grade

17 Qs

Het persoonlijk voornaamwoord in de 4de naamval

Het persoonlijk voornaamwoord in de 4de naamval

KG - University

13 Qs

El imperativo afirmativo + negativo

El imperativo afirmativo + negativo

12th Grade

10 Qs

Wederkerend voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord

10th Grade

15 Qs

Hulpjes Unité 2 - 1

Hulpjes Unité 2 - 1

11th Grade

11 Qs

Imperativo Irregular Afirmativo Negativo

Imperativo Irregular Afirmativo Negativo

12th Grade

10 Qs

naamvallen wanneer welke

naamvallen wanneer welke

Assessment

Quiz

World Languages

9th - 12th Grade

Hard

Created by

Frank Claessen

Used 44+ times

FREE Resource

13 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

De 1e naamval gebruiken we bij een

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

zelfstandig naamwoord altijd

2.

MULTIPLE SELECT QUESTION

10 sec • 1 pt

De 4e naamval gebruiken we bij een

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bij een voorzetsel met 4e naamval

3.

MULTIPLE SELECT QUESTION

10 sec • 1 pt

De 3e naamval gebruiken we voor een

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bij een voorzetsel met de 3e naamval

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

De man zoent zijn vrouw. De man is hier

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

Answer explanation

Wie of wat zoent hier? De man - is dus onderwerp

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

De man zoent zijn vrouw. Zijn vrouw is hier

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

Answer explanation

Wie / wat + ow + werkwoorden?

Wie zoent de man? Zijn vrouw =lv

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

De boer gaf zijn kippen vers voer

De boer = ow, zijn kippen = lv, vers voer = mwvw

De boer - mwvw, zijn kippen = ow, vers voer = lv

De boer = ow, vers voer = lv, zijn kippen = mwvw

Answer explanation

wie/wat gaf? de boer = ow

wie/wat gaf de boer? voer = lv

aan wie / wat gaf de boer voer? zijn kippen = meewerkend voorwerp

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Hij stond aan de deur te praten

"Hij" = ow en "aan de deur" = meewerkend voorwerp

"Hij" = ow en "aan de deur" = lijdend voorwerp

"Hij" = ow en "aan de deur" = geen van drie

Answer explanation

wie / wat stond te praten? Hij

wie / wat stond hij te praten? Daarop staat in de zin geen antwoord

aan de deur = GEEN meewerkend voorwerp, want je moet aan of voor ook weg kunnen laten en dan nog steeds een fatsoenlijke zin overhouden.

"Hij stond (x) de deur te praten" is geen normale zin

Create a free account and access millions of resources

Create resources
Host any resource
Get auto-graded reports
or continue with
Microsoft
Apple
Others
By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy
Already have an account?