Lidwoord - groep 4

Er zijn drie lidwoorden in het Nederlands: de - het - een.

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

Ik koop een rode fiets.

• koop

• een

• rode

• fiets

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

Jij maakt een lekkere taart.

• een

• taart

• lekkere

• maakt

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

Hij neemt een blauwe broek.

• broek

• blauwe

• neemt

• een

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

Wij geven een mooi pakje.

• een

• mooi

• pakje

• geven

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

Jullie fietsen de lange weg.

• fietsen

• weg

• de

• lange

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

Het gekleurde bloempje geef ik haar.

• het

• geef

• bloempje

• gekleurde

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

De rare vaders rennen weg.

• rennen

• rare

• vaders

• de

Wat zijn de lidwoorden in de volgende zin?

Loopt de oude man naar het grote huis?

• loopt - naar

• man - huis

• de - het

• oude - grote

Wat zijn de lidwoorden in de volgende zin?

Ik weet veel over de grootste spinnen en de dikste vliegen.

• vliegen - spinnen

• grootste - dikste

• ik - over

• de - de

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

Mijn lieve oma eet de lekkere koekjes.

• eet

• koekjes

• de

• lekkere