Relative Clauses

Relative Clauses

3rd Grade

16 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Speak Up H2-9

Speak Up H2-9

3rd - 4th Grade

17 Qs

Present Simple

Present Simple

KG - 5th Grade

16 Qs

Gerund

Gerund

KG - University

15 Qs

UNIT 1 Stepping Stones

UNIT 1 Stepping Stones

3rd - 6th Grade

15 Qs

Spelling V4

Spelling V4

1st - 5th Grade

20 Qs

unit 4 herhaling bb

unit 4 herhaling bb

1st - 5th Grade

20 Qs

Relative Clauses

Relative Clauses

Assessment

Quiz

English

3rd Grade

Hard

CCSS
L.3.1A, L.6.2A, L.4.2C

+3

Standards-aligned

Created by

N.A. de

Used 53+ times

FREE Resource

AI

Enhance your content in a minute

Add similar questions
Adjust reading levels
Convert to real-world scenario
Translate activity
More...

16 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE SELECT QUESTION

20 sec • 1 pt

Welke aanwijzend voornaamwoorden kunnen we gebruiken bij bijzinnen met dieren of dingen?

That

Who

Which

Tags

CCSS.L.3.1A

2.

MULTIPLE SELECT QUESTION

20 sec • 1 pt

Welke aanwijzend voornaamwoorden kunnen we gebruiken bij bijzinnen met personen?

Which

Who

That

Tags

CCSS.L.3.1A

3.

OPEN ENDED QUESTION

45 sec • Ungraded

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruiken we wanneer we bezit aan willen geven? (hint: deze vertalen we dan meestal met wiens, van wie of waarvan)

Evaluate responses using AI:

OFF

Tags

CCSS.L.3.1A

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Wanneer gebruiken we komma's in een betrekkelijke bijzin?

Wanneer de betrekkelijke bijzin niet weggelaten kan worden.

Wanneer de betrekkelijke bijzin wel weggelaten kan worden.

Wanneer het voorzetsel aan het begin van de bijzin staat.

Wannneer je whom gebruikt.

Tags

CCSS.L.4.2C

CCSS.L.6.2A

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Waar kan je een voorzetsel vinden in de betrekkelijke bijzin?

Alleen vooraan de bijzin.

Alleen achteraan de bijzin.

Vooraan en achteraan de bijzin.

Achteraan en middenin de bijzin.

Tags

CCSS.L.6.2A

CCSS.L.7.1A

CCSS.L.9-10.1B

6.

OPEN ENDED QUESTION

1 min • 1 pt

The students who didn't study for the test failed.


The students, who didn't study for the test, failed.


Wat is het verschil tussen deze 2 zinnen?

Evaluate responses using AI:

OFF

Tags

CCSS.L.6.2A

CCSS.L.7.1A

CCSS.L.9-10.1B

7.

FILL IN THE BLANK QUESTION

45 sec • 1 pt

The thief, .... stole the TV from the shop, ran off.

Tags

CCSS.L.3.1A

CCSS.L.4.1A

Create a free account and access millions of resources

Create resources

Host any resource

Get auto-graded reports

Google

Continue with Google

Email

Continue with Email

Classlink

Continue with Classlink

Clever

Continue with Clever

or continue with

Microsoft

Microsoft

Apple

Apple

Others

Others

By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy

Already have an account?