Woordenschat hst 3 NN vwo 2

Woordenschat hst 3 NN vwo 2

2nd Grade

20 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

werkwoordelijk gezegde

werkwoordelijk gezegde

1st - 3rd Grade

15 Qs

Controlevragen H1 Argumenteren

Controlevragen H1 Argumenteren

1st - 5th Grade

18 Qs

Oefenen S.O Woordensch. H5 Samenstellingen

Oefenen S.O Woordensch. H5 Samenstellingen

2nd - 3rd Grade

16 Qs

Hoofd- en bijzaken en kernzinnen

Hoofd- en bijzaken en kernzinnen

2nd Grade

21 Qs

Spreekwoorden

Spreekwoorden

2nd Grade

22 Qs

K3A Uitdrukkingen

K3A Uitdrukkingen

KG - 3rd Grade

19 Qs

Coronatest Nederlands tweede jaar les 46, 47 en 56

Coronatest Nederlands tweede jaar les 46, 47 en 56

1st - 12th Grade

20 Qs

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

KG - University

15 Qs

Woordenschat hst 3 NN vwo 2

Woordenschat hst 3 NN vwo 2

Assessment

Quiz

World Languages

2nd Grade

Hard

Used 4+ times

FREE Resource

20 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Wat kenmerkt een vast voorzetsel? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Een vast voorzetsel staat op een vaste plaats.

Een vast voorzetsel wordt bepaald door een werkwoord, een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord.

Een vast voorzetsel kun je niet zomaar vervangen door een ander voorzetsel.

Een vast voorzetsel heeft vaak een letterlijke betekenis.

Een vast voorzetsel heeft vaak een figuurlijke betekenis.

2.

MULTIPLE SELECT QUESTION

30 sec • 1 pt

In welke zin is 'op' een vast voorzetsel?

Op een dag besloot hij te stoppen met roken.

Ik reken op je medewerking.

Hans tennist het liefst op een gravelbaan.

Mireille legt haar horloge altijd op haar nachtkastje.

3.

MULTIPLE SELECT QUESTION

30 sec • 1 pt

In welke zin is 'aan' een vast voorzetsel?

Hang je jas maar aan het haakje!

Ik erger me echt aan jouw eeuwige geklaag.

Aan de kant van de weg lag een gewonde vogel.

De boot komt over een halfuur aan in Bari.

4.

MULTIPLE SELECT QUESTION

30 sec • 1 pt

In welke zin is 'in' een vast voorzetsel?

De koekjes heb ik in de trommel gedaan.

Hij heeft dat werkstuk in drie dagen geschreven.

Jari reed met zijn dronken kop zo de sloot in.

Wat heb ik een zin in pizza!

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welke zin bevat geen voorzetseluitdrukking?

Het kleine meisje liep aan de hand van haar vader.

De container werd met behulp van een hijskraan aan boord van het vrachtschip getakeld.

Aan de hand van sporen in de sneeuw vonden de jagers het vossenhol aan de bosrand.

In verband met werkzaamheden is de straat afgesloten.

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welk vaste voorzetsel past in onderstaande zin?


De winkelier ontfermde zich ... het zwerfkatje.

om

met

over

van

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Mijn vriend heeft veel kritiek ... het beleid van Hugo de Jonge.

om

op

in

van

Create a free account and access millions of resources

Create resources
Host any resource
Get auto-graded reports
or continue with
Microsoft
Apple
Others
By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy
Already have an account?