Nederland 1815-1914 Staatsinrichting II

Nederland 1815-1914 Staatsinrichting II

8th Grade

9 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Tijdvak 9 - B - Kennis en inzicht

Tijdvak 9 - B - Kennis en inzicht

1st - 12th Grade

10 Qs

Oefen toets Hfdst4, Hfdst5 en Hfdst6 Havo2

Oefen toets Hfdst4, Hfdst5 en Hfdst6 Havo2

1st - 12th Grade

13 Qs

H8.6 Het moderne imperialisme

H8.6 Het moderne imperialisme

2nd Grade - University

11 Qs

6.1 Herleven van de landbouwstedelijke samenleving

6.1 Herleven van de landbouwstedelijke samenleving

7th - 12th Grade

10 Qs

22-23 Klas 2 Thema 1

22-23 Klas 2 Thema 1

1st - 12th Grade

12 Qs

5.3 De Reformatie

5.3 De Reformatie

KG - Professional Development

9 Qs

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen

7th - 12th Grade

10 Qs

Havo 2. Paragraaf 1.2 Onvrede in de Nederlanden (Begrippen)

Havo 2. Paragraaf 1.2 Onvrede in de Nederlanden (Begrippen)

6th - 10th Grade

6 Qs

Nederland 1815-1914 Staatsinrichting II

Nederland 1815-1914 Staatsinrichting II

Assessment

Quiz

History

8th Grade

Medium

Created by

Peter van der Meij

Used 7+ times

FREE Resource

9 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

2 mins • 1 pt

p 1 Welke bewering over de grondwet van 1848 is juist?

A De Eerste en Tweede Kamer moeten verantwoording afleggen aan de ministers.

B De koning(in) moet verantwoording afleggen aan de ministers.

C De ministers moeten verantwoording afleggen aan de Eerste en Tweede Kamer.

D De ministers moeten verantwoording afleggen aan de koning(in)

2.

OPEN ENDED QUESTION

3 mins • 1 pt

Hieronder staan zes omschrijvingen of opvattingen van maatschappelijke groepen rond 1880:

1 Arbeiders mogen voor een beter loon staken.

2 Bij de hogere burgerij heeft deze groep veel aanhang.

3 De aanhangers worden vaak omschreven als de ‘kleine luyden’.

4 Deze groep vindt dat mannen én vrouwen dezelfde rechten moeten hebben.

5 In het bestuur van het land moet duidelijk het christelijk denken te herkennen zijn.

6 Veel gelovigen zijn lid van de RKSP.


2p Welke twee omschrijvingen of opvattingen horen bij de protestanten rond 1880? Schrijf alleen de nummers op.

Evaluate responses using AI:

OFF

3.

OPEN ENDED QUESTION

5 mins • 1 pt

bron 2 Hieronder staan drie onderdelen uit de huwelijkswet in Nederland uit 1892.

1 De man is het hoofd van het gezin. De vrouw moet met hem samenwonen, hem gehoorzamen en volgen.

2 Alleen de man beheert de goederen binnen het huwelijk. Na het huwelijk krijgt hij het recht te beschikken over de eigendommen van de vrouw.

3 Een gehuwde vrouw mag niet optreden als voogd, militair, getuige of kiezer.


1p Was de huwelijkswet van 1892 voor vrouwen een belemmering of juist een stimulans om politiek actief te worden? Verklaar je keuze.

Doe het zo: De huwelijkswet was een … (kies uit: belemmering of stimulans), omdat … (geef een verklaring).

Evaluate responses using AI:

OFF

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

2 mins • 1 pt

1p Rond 1900 riepen katholieke leiders zowel arbeiders als werkgevers op om samen te werken. Beide groepen moesten ook goed luisteren naar de paus. Staken was geen goed middel. Waar waren de katholieke leiders bang voor?

A Dat beide groepen zouden kiezen voor het feminisme.

B Dat beide groepen zouden kiezen voor het liberalisme.

C Dat de katholieke arbeiders zouden kiezen voor het socialisme.

D Dat de katholieke werkgevers zouden kiezen voor het protestantisme.

5.

OPEN ENDED QUESTION

2 mins • 1 pt

1p Hieronder staat een omschrijving van een persoon: Hij streed voor de emancipatie van de eenvoudige burgers, die volgens hem nog écht protestant waren. Voor deze mensen stichtte hij een protestantse universiteit. Ook richtte hij een protestantse krant en een protestantse politieke partij op.


Wat is de naam van de persoon die wordt omschreven?

Evaluate responses using AI:

OFF

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

2 mins • 1 pt

1p Het oprichten van een protestantse universiteit, een protestantse krant en een protestantse politieke partij passen bij een maatschappelijk verschijnsel. Welk maatschappelijk verschijnsel wordt bedoeld?

A pacificatie

B poldermodel

C secularisatie

D verzuiling

7.

OPEN ENDED QUESTION

3 mins • 1 pt

2p Tussen 1870 en 1920 ontstaan er vrouwenorganisaties die strijden voor gelijke politieke rechten.


Onder welke naam staat deze periode van strijd voor gelijke vrouwenrechten bekend?


Geef een voorbeeld van een politiek recht waar toen door de vrouwenbeweging voor werd gestreden.

Evaluate responses using AI:

OFF

8.

OPEN ENDED QUESTION

3 mins • 1 pt

bron 3 Uit een verslag van een vergadering van de Tweede Kamer (1869):

De minister kwam met een wetsvoorstel om in de begroting ruim 109.000 gulden op te nemen voor diverse onderwijsuitgaven. Een Kamerlid stelde voor om dit bedrag te verhogen met 400 gulden. Deze wijziging werd door de minister overgenomen. Daarna werd de begroting door de Tweede Kamer aangenomen.


De Tweede Kamer maakte tijdens deze vergadering gebruik van twee verschillende rechten. Noem deze twee rechten.

Evaluate responses using AI:

OFF

9.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

2 mins • 1 pt

Hieronder staat een omschrijving van een bevolkingsgroep die zich emancipeerde: Al vanaf het begin van de negentiende eeuw waren zij, net als de andere burgers in Nederland, gelijk voor de wet. Toch werden zij in het protestantse Nederland als tweederangsburgers gezien. Lange tijd hebben zij, onder leiding van Schaepman, gestreden voor een betere positie in de maatschappij. Welke bevolkingsgroep wordt bedoeld?

A arbeiders

B kleine luyden

C liberalen

D rooms-katholieken

E vrouwen