Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

Het vuur _______________(branden) de hele dag.

Answer explanation

het vuur = derde persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = brand (ik brand)

het vuur = derde persoon

dus... brand+t = brandt

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

Hij _____________(vinden) een euro op straat.

Answer explanation

hij = derde persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = vind (ik vind)

hij = derde persoon

dus... vind+t = vindt

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

Ayse ____________(beantwoorden) een vraag.

Answer explanation

Ayse = derde persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = beantwoord (ik beantwoord)

Ayse = derde persoon

dus... beantwoord+t = beantwoordt

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

________________ (beantwoorden) jij die vraag helemaal goed?

Answer explanation

jij = tweede persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = beantwoord (ik beantwoord)

NORMAAL: jij = tweede persoon

dus... beantwoord+t = beantwoordt

MAAR! JIJ ERNA = zonder T

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

Peter ___________ (fietsen) helemaal naar huis.

Answer explanation

Peter= derde persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = beantwoord (ik fiets)

Peter = derde persoon

dus... fiets+t = fietst

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

Dirk ____________ (worden) vast de nieuwe kampioen.

Answer explanation

Dirk= derde persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = word (ik word)

Dirk = derde persoon

dus... word+t = wordt

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

(worden) _____________ jij ook zo graag gekozen om teksten voor te lezen?

Answer explanation

jij = tweede persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = beantwoord (ik beantwoord)

NORMAAL: jij = tweede persoon

dus... beantwoord+t = beantwoordt

MAAR! JIJ ERNA = zonder T

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

Wat (verbeelden) ______________ je nichtje

zich eigenlijk wel.

Answer explanation

Je nichtje = derde persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = verbeeld (ik verbeeld)

Je nichtje = derde persoon

dus... verbeeld+t = verbeeldt

Hier geen omkering of inversie... JE NICHTJE is één zinsdeel: het onderwerp.

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

(vinden)____________ jij dat een goed idee?

Answer explanation

jij = tweede persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = vind (ik vind)

NORMAAL: jij = tweede persoon

dus... vind+t = beantwoordt

MAAR! JIJ ERNA = zonder T

Plaats de persoonsvorm in

de TEGENWOORDIGE TIJD.

(binden) ____________ je mijn veter even vast?

Answer explanation

jij = tweede persoon

bij tegenwoordige tijd:

stam + t (stam = ik-vorm)

stam = bind (ik bind)

NORMAAL: jij = tweede persoon

dus... bind+t = beantwoordt

MAAR! JIJ ERNA = zonder T