lesbrief crisis LWEO H4

Wat zijn opofferingskosten?

• De kosten van het alternatief dat je niet kiest
• De opbrengsten van het alternatief dat je niet kiest

Welke stelling is juist?

• Hoger consumentenvertrouwen leidt tot hogere werkloosheid
• Lagere bestedingen leidt tot hogere werkloosheid
• Hogere bestedingen leidt tot hogere werkloosheid
• Lager consumentenvertrouwen leidt tot lagere werkloosheid

Wat is consumeren

• Jan koopt fruit op de weekmarkt
• Jan eet fruit.

• de BV Fruit koopt aardbeien op de veiling.
• de groenteboer koopt fruit bij de boer.

Wat wordt bedoeld met de economische term schaarste?

• oneindige behoefte, oneindige middelen
• er is een offer geleverd
• een vrij goed
• inspanningen voor productie zoals tijd, geld en goederen maken iets schaars

Als Johan minder uren voor een taak nodig heeft dan Frans, dan heeft Johan een …...... Voordeel t.o.v. Frans

• comparatief
• absoluut

De spaartegoeden van de Nederlandse huishoudens zijn afgelopen jaar opgelopen tot recordhoogte

• Het consumentenvertrouwen is waarschijnlijk laag.
• Het consumentenvertrouwen is waarschijnlijk hoog.

De inflatie is 1,5%. Ik heb een schuld van 1 miljoen. Mijn schuld:

• Wordt meer waard en dus heb ik een voordeel
• Wordt minder waard en dus heb ik een voordeel
• Wordt meer waard en dus heb ik een nadeel
• Blijft onveranderd

Als Artis een olifant koopt is dit een voorbeeld van

• consumeren
• investeren

Lagere bestedingen leiden tot een hogere werkloosheid

• juist
• onjuist

Een stijging van 110% heeft als groeifactor

• 1.1
• 11
• 110
• 2.1