1.1 Bouw en voortplanting van micro-organismen en virussen

Kruis de drie grote domeinen aan die worden weergegeven in de stamboom van het leven.

• Zwammen, planten, dieren

• Bacteriën, oerbacteriën, eukaryoten

• Bacteriën, protisten, eukaryoten

Noteer de naam van organismen die je enkel met een microscoop zichtbaar kunt maken.

De groep micro-organismen is...

• veel groter dan de groep van de dieren.

• even groot als de groep van de dieren.

• kleiner dan de groep van de dieren.

Waar staan virussen in de stamboom van het leven?

• Virussen behoren tot de bacteriën.

• Virussen behoren tot de dieren.

• Virussen staan niet in de stamboom van het leven.

Waarom?

• Virussen veroorzaken alleen maar ziektes.

• Virussen voeden zich met andere organismen.

• Virussen zijn geen levende organismen.

'Alle eencelligen zijn micro-organismen, maar niet alle micro-organismen zijn eencelligen.'

Kruis de betekenis van de stelling aan.

• Micro-organismen kunnen zonder microscoop worden waargenomen.

• Meercellige organismen kunnen ook microscopisch klein zijn.

• Micro-organismen zijn altijd eencelligen.

Is het organisme eencellig of meercellig?

• eencellig

• meercellig

Is het organisme eencellig of meercellig?

• eencellig

• meercellig

Is het organisme eencellig of meercellig?

• eencellig

• meercellig

Waar is een celkern aanwezig?

• gistcel

• bacterie

• virus