2HV schrijfvaardigheid betoog

Quiz
•
World Languages
•
7th Grade
•
Hard
Maaike Bouwkamp
Used 5+ times
FREE Resource
8 questions
Show all answers
1.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Welke zin past goed bij 'duidelijk taalgebruik'?
Variëren in zinsbouw is goed, maar zorg dat je zinsdelen in een logische volgorde staan.
Zorg voor de standaard zinsbouw zodat je zinnen in volgorde staan.
Variëren in zinsbouw is goed omdat je zinsdelen dan in een logische volgorde staan.
De volgorde Onderwerp-overige zinsdelen -lijdend voorwerp en p.v. is het meest gebruikelijk.
2.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Waarom moet je 'duidelijk taalgebruik' toepassen.
Deel lange zinnen met veel informatie op in kortere zinnen en laat onnodige informatie achterwege.
Variëren in zinsbouw is goed maar zorg dat de zinsdelen in een logishe volgorde staan.
In het Nederlands kun je variëren in opbouw en de volgorde onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp zorgt hiervoor.
Je moet zorgen dat je boodschap over komt zodat je inderdaad kunt overtuigen.
3.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Het gebruiken van duidelijke woorden helpt om helder te schrijven. Welk onderwerp heeft hier niets mee te maken?
Dubbele ontkenning: 'hij heeft niets ontkend', moet je voorkomen.
Vermijd omslachtige constructies; formuleer kort en krachtig.
Ouderwetse woorden gebruiken is wat anders dan 'formeel taalgebruik'.
Als je vage woorden gebruikt en passieve zinnen maakt, moet de leerling onnodig puzzelen.
4.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Met welk antwoord kun je de lezer boeien?
Je maakt de tekst levendig door voorbeelden te noemen omdat die zorgen voor herkenning.
Als je metaforen gebruikt moet de eerste zin neutraal zijn zodat de lezer denkt: 'Het zal wel'.
Met een tekst wil je iets bereiken. Je wilt de lezer iets vertellen, emoties oproepen of overtuigen.
Door vergelijkingen maak je teksten boeiend en maak je dat de lezer het ermee eens kan zijn.
5.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Kun je met een overtuigende tekst, amuseren? Kies het beste antwoord.
Als je doel 'amuseren' is, kan dat, maar niet als je alleen wil amuseren.
Je tweede doel kan zijn dat mensen het met plezier moeten lezen.
Een amuserende tekst kan nooit fout zijn, dus dan moet je ook een betoog kunnen schrijven.
Ja, als je let op spelling en grammatica formulering en de boodschap die je wilt overbrengen.
6.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Waarom zou je emoties willen oproepen als je een betoog schrijft? Kies het beste antwoord.
Wanneer je een lezer wilt ontroeren, helpt het om eigen ervaringen en gevoelens te gebruiken.
Je kunt iemand ook laten lachen en blij laten zijn. Dan denken ze aan dat gevoel en kiezen ze voor jou.
Omdat je sneller overtuigt als je iemand emotioneel 'raakt'.
Omdat mensen denken dat de tekst goed is als ze moeten huilen.
7.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Formeel en informeel taalgebruik.
Wat betekent 'formeel'?
Dat je ouderwetse woorden gebruikt die moeilijk zijn. Je gebruikt het bij oudere mensen.
Als je doelgroep ouder is dan jij, gebruik je 'deftige' woorden.
Letterlijk betekent het dat de vorm belangrijk is en voldoet aan de regels.
Formeel taalgebruik wordt toegepast als je officieel moet overtuigen.
8.
MULTIPLE CHOICE QUESTION
1 min • 1 pt
Wanneer gebruik je informeel taalgebruik? Kies het beste antwoord.
Je gebruikt informeel taalgebruik als je doelgroep beter reageert op woorden uit dagelijkse spreektaal.
Omdat de scheidslijn vaag is, moet je er niet te moeilijk over doen. Zorg ervoor dat het persoonlijk is.
Je mag informeel taalgebruik toepassen als je lezers jonger zijn dan jij.
Er is een geleidelijke overgang maar je zet informeel taalgebruik vooral in als je de doelgroep goed kent.
Similar Resources on Wayground
13 questions
Starttaal 2F Thema 5 H1 Lezen

Quiz
•
6th - 8th Grade
13 questions
Algemene kennis Nederlands

Quiz
•
7th - 9th Grade
10 questions
Ned. op niveau H1 - Kies een woord

Quiz
•
3rd Grade - University
13 questions
Debat

Quiz
•
1st - 12th Grade
13 questions
Objectief of subjectief?

Quiz
•
7th - 10th Grade
10 questions
Zoek het lijdend voorwerp

Quiz
•
KG - University
13 questions
Naamwoordelijk gezegde

Quiz
•
7th - 9th Grade
13 questions
Bijwoorden

Quiz
•
7th - 8th Grade
Popular Resources on Wayground
11 questions
Hallway & Bathroom Expectations

Quiz
•
6th - 8th Grade
20 questions
PBIS-HGMS

Quiz
•
6th - 8th Grade
10 questions
"LAST STOP ON MARKET STREET" Vocabulary Quiz

Quiz
•
3rd Grade
19 questions
Fractions to Decimals and Decimals to Fractions

Quiz
•
6th Grade
16 questions
Logic and Venn Diagrams

Quiz
•
12th Grade
15 questions
Compare and Order Decimals

Quiz
•
4th - 5th Grade
20 questions
Simplifying Fractions

Quiz
•
6th Grade
20 questions
Multiplication facts 1-12

Quiz
•
2nd - 3rd Grade