Voorzetsels +3 en +4

Voorzetsels +3 en +4

10th Grade

11 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Scheidbare werkwoorden

Scheidbare werkwoorden

8th - 12th Grade

12 Qs

Nederlands naar perfectie H4-1

Nederlands naar perfectie H4-1

9th - 12th Grade

10 Qs

havo 3 hoofdstuk 3 deel 1

havo 3 hoofdstuk 3 deel 1

1st - 10th Grade

15 Qs

Griekenlandboekje - H2

Griekenlandboekje - H2

10th Grade

16 Qs

Jongerentaal

Jongerentaal

9th - 12th Grade

16 Qs

4de naamval - 2de ronde

4de naamval - 2de ronde

10th Grade

10 Qs

Dag van de Franse taal

Dag van de Franse taal

9th - 11th Grade

12 Qs

Literatuurgeschiedenis

Literatuurgeschiedenis

8th - 10th Grade

10 Qs

Voorzetsels +3 en +4

Voorzetsels +3 en +4

Assessment

Quiz

World Languages

10th Grade

Hard

Created by

Karin Prins

Used 2+ times

FREE Resource

11 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welke van deze voorzetsels gaat NIET met de 3e naamval

mit

zu

um

nach

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welke van deze voorzetsels gaat niet met de 3e naamval?

aus

gegen

bei

seit

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welke van deze voorzetsels gaat NIET met de 4e naamval?

entlang

für

durch

aus

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welke van deze voorzetsels gaat NIET met de 4e naamval?

durch

bis

von

ohne

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Ich fahre mit (mijn) ... Mutter nach Berlin

meine

meiner

meinem

meinen

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Ich kaufe dieses Geschenk für (zijn) ... Schwester.

seine

seiner

seinem

seinen

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Dieser Satz kommt aus (dit) ... Buch.

diese

dieses

diesem

dieser

Create a free account and access millions of resources

Create resources
Host any resource
Get auto-graded reports
or continue with
Microsoft
Apple
Others
By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy
Already have an account?