Klas 2 - wohnen - Grammatik

De eerste naamval noemen we in het Duits ook wel:

• Nominativ
• Akkusativ

Zet de woorden in de juiste volgorde, zodat de zin klopt.

• für dich

• habe ein

• gekauft.

• Ich

• Poster

Persoonlijke voornaamwoorden in de 1e naamval:

Combineer de juiste Duitse vertaling met de Nederlandse woorden.

• du

• zij

• sie

• jij

• es

• ik

• er

• hij

• ich

• het

Persoonlijke voornaamwoorden in de 1e naamval:

Combineer de juiste Duitse vertaling met de Nederlandse woorden.

• sie

• jullie

• wir

• zij

• ihr

• wij

• Sie

• u

​ (a)   habe ein neues Bett. Das Bett ist für ​ (b)   .

• Ich
• mich

Wat betekenen de voorzetsels? Sleep de Nederlandse woorden naar de juiste vertaling.

d

e

f

c

b

a

voor

zonder

door

tegen

tot

om

Er hat heute Geburtstag. Ich habe ein Geschenk für ​ (a)   .

• ihn
• sie
• euch

De vierde naamval noemen we in het Duits ook wel:

• Akkusativ
• Nominativ

Persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval: combineer de juiste woorden met elkaar!

• mij

• ihn

• hem

• uns

• ons

• haar

• jou

• mich

• sie

• dich

Vul het juiste woord in: Ich habe etwas für ​ (a)   gekauft.

• dich
• du