TC B1 2.5 vaste voorzetsels

Zoek bij elkaar.

• met

• omgaan

• in

• wennen

• van

• sparen

• voor

• zin hebben

• aan

• genezen

Hij schaamt zich ... de rommel in zijn huis.

• van

• voor

• aan

• over

De kat schrikt ... het lawaai.

• op

• naar

• aan

• van

De kinderen gaan...

De mannen wachten...

De vrouw is verslaafd...

De man heeft last...

Gefeliciteerd...

• van je verjaardag!

• op je verjaardag!

• met je verjaardag!

• voor je verjaardag!

Zet in het goede rijtje.

Groups:

(a) met

,

(b) van

• combineren

• rekening houden

• houden

• contact opnemen

• genieten

• beginnen

• genezen

• feliciteren

• dromen

• schrikken

• vergelijken

Hij praat veel ... zijn werk.

• over

• met

• in

• tegen