Le français en classe_1

Ajoute

• Voeg toe

• klasseer

• Geef

• omcirkel

Cache les réponses.

• Veeg de antwoorden uit.

• Dek de antwoorden af.

• Kies het juiste antwoord.

• Vergelijk de antwoorden.

Changez de rôle.

• Herzie je positie.

• Wissel van plaats.

• Pas je rol aan.

• Wissel van rol.

Cherche (l'intrus).

• Zoek (de verborgen schat).

• Zoek (het verschil)

• Zoek (de indringer).

• Vind (de fout).

Choisis (parmi ces mots).

• Zoek (tussen deze woorden)

• Vertaal (deze woorden)

• Schrijf (deze woorden op)

• Kies (uit deze woorden).

Classe.

• de klas

• Klasseer.

• Leer.

• Schrijf.

Coche la bonne réponse.

• Kruis het goede antwoord aan.

• Kies het juiste antwoord

• Schrijf het juiste antwoord op

• Omcirkel het juiste antwoord

Combine les questions avec les réponses.

• Schrijf de vragen en antwoorden op.

• Combineer de vragen met de antwoorden.

• Lees de vragen en antwoorden.

• Verbind de vragen met de antwoorden.

Compare.

• Vergelijk.

• Verklaar

• Kies

• Ontdek

Complète (avec / par la bonne forme du verbe).

• Verander (de juiste vorm van het werkwoord)

• Kies (de juiste vorm van het werkwoord)

• Vul aan (met de juiste vorm van het werkwoord).

• Vertaal (met de juiste vorm van het werkwoord)