Klas 3 Periode 2.1 Woordenlijst 8

tomber =

nager =

Welke vertaling hoort bij welk Franse werkwoord?

• winnen

• gagner

• schreeuwen

• chanter

• kijken naar

• porter

• zingen

• regarder

• dragen

• crier

Welke vertaling hoort bij welk Franse werkwoord?

• dromen

• sauter

• luisteren

• rêver

• springen

• arriver

• denken

• écouter

• aankomen

• penser

Welke vertaling hoort bij welk Franse werkwoord?

• lopen

• manger

• reizen

• marcher

• huilen

• voyager

• naar binnen gaan

• pleurer

• eten

• entrer

travailler =

• werken

• reizen

trouver =

• zoeken

• vinden

laver =

acheter =

préférer =

• dol zijn op

• liever hebben