Die of dat?

• De bergen die we vanuit ons hotel kunnen zien, zijn bedekt met een dikke laag sneeuw.

• De bergen dat we vanuit ons hotel kunnen zien, zijn bedekt met een dikke laag sneeuw.

Die of dat?

• De film dat we gisteren zagen, was spannend.

• De film die we gisteren zagen, was spannend.

Die of dat?

• De hypothese dat de professor tijdens zijn lezing uiteenzette en waarvan hij aannam dat ze onomstotelijk bewezen kon worden, bleek bij nader onderzoek enkele cruciale tekortkomingen te bevatten.

• De hypothese die de professor tijdens zijn lezing uiteenzette en waarvan hij aannam dat ze onomstotelijk bewezen kon worden, bleek bij nader onderzoek enkele cruciale tekortkomingen te bevatten.

Die of dat?

• De complexe wetenschappelijke theorieën die in dit boek aan bod komen, vereisen een diepgaand begrip van zowel de natuurkunde als de wiskunde om volledig te doorgronden.

• De complexe wetenschappelijke theorieën dat in dit boek aan bod komen, vereisen een diepgaand begrip van zowel de natuurkunde als de wiskunde om volledig te doorgronden.

Die of dat?

• Het besluit dat genomen werd om de historische binnenstad volledig autovrij te maken, stuitte op zowel groot enthousiasme van bewoners als hevige kritiek van winkeliers.

• Het besluit die genomen werd om de historische binnenstad volledig autovrij te maken, stuitte op zowel groot enthousiasme van bewoners als hevige kritiek van winkeliers.

Los of aan elkaar?

• Mijn moeder kuist de garagepoort liefst me de hogedruk reiniger.

• MIjn moeder kuist de garagepoort liefst met de hogedrukreiniger.

Los of aan elkaar?

• Tijdens de karaokemomenten ontspan ik me het best.

• Tijdens de karaoke momenten ontspan ik me het best.

Efficiënt of effectief?

• Om tijd te besparen, werkt het team volgens een strak schema dat bijzonder effectief is ontworpen.

• Om tijd te besparen, werkt het team volgens een strak schema dat bijzonder efficiënt is ontworpen.

Efficiënt of effectief?

• Door taken te delegeren en prioriteiten te stellen, slaagde hij erin zijn werkdag uiterst effectief te benutten.

• Door taken te delegeren en prioriteiten te stellen, slaagde hij erin zijn werkdag uiterst efficiënt te benutten.

Efficiënt of effectief?

• De campagne tegen zwerfafval bleek zo effectief dat het aantal achtergelaten blikjes en verpakkingen binnen een maand met 50% afnam.

• De campagne tegen zwerfafval bleek zo efficiënt dat het aantal achtergelaten blikjes en verpakkingen binnen een maand met 50% afnam.