Modalverben

Was bedeuten die Verben?

Wat betekenen de werkwoorden?

• willen

• sollen

• moeten (advies/wil van een ander)

• möchten

• graag willen

• wollen

• moeten (noodzaak, het kan niet anders)

• müssen

Was bedeuten die Verben?

Wat betekenen de werkwoorden?

• weten

• wissen

• mogen (houden van/leuk vinden)

• können

• mogen (toestemming)

• dürfen

• kunnen

• mögen

Frau Moorlag, _____ ich zur Toilette gehen?

• darf

• dürf

• darfe

Answer explanation

Deze werkwoorden worden niet vervoegd met de "feesttenten of esttenten" regel. Er komt dus bij de ik-vorm geen "e" achter!

Morgen kontrolliert die Lehrerin deine Hausaufgaben. Welches Verb passt zu welchem Bild?

Morgen controleert de lerares jouw huiswerk. Welk werkwoord past bij welke afbeelding?

• müssen

• 
• sollen

• 
• mögen

• 

Answer explanation

müssen --> het kan niet anders, want de lerares gaat het morgen controleren dus ik moet het maken.

sollen --> De persoon die met de vinger wijst, "dwingt" jou om het huiswerk te maken (anders volgt er een consequentie).

mögen --> houden van

Richtig oder falsch?

Bij de modale werkwoorden zijn de vormen bij: "ich" und "er-sie-es" hetzelfde.

• richtig

• falsch

Answer explanation

Beispiel (voorbeeld):

ik mag / hij mag

ich darf / er darf

Welche Verben gehören zu welchen Personalpronomen?

Welke werkwoorden horen bij welke persoonlijke voornaamwoorden?

Groups:

(a) du

,

(b) meine Freundin

,

(c) ihr

,

(d) wir

• sollt

• sollen

• soll

• könnt

• sollst

• können

• müsst

• kann

• kannst

• müssen

• muss

• musst

"Frau Moorlag, ​ (a)   ich das Fenster öffnen? Es ist ein bisschen warm hier!"
- "Ja natürlich ​ (b)   du das Fenster öffnen!"

• darf
• darfst

"Frau Moorlag, ​ (a)   wir jetzt gehen?

Wir haben so gut gearbeitet!"

• können
• könnt
• kann

Meine Mutter hat gesagt, dass ich mein Zimmer aufräumen ________.

• muss

• soll

• mag

• möchte

Ich _______ diese Hose. Ich liebe die Farbe auch sehr!

Wieviel kostet sie?

• mag

• soll

• kann