Paragraaf 3

Paragraaf 3

3rd Grade

9 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Indeling van het dierenrijk

Indeling van het dierenrijk

1st - 5th Grade

10 Qs

Erfelijkheid HV3 2

Erfelijkheid HV3 2

3rd Grade

14 Qs

Oefenen vraagstukken

Oefenen vraagstukken

KG - 7th Grade

12 Qs

fotosynthese en verbranding

fotosynthese en verbranding

1st - 3rd Grade

10 Qs

Naut groep 5 thema 2

Naut groep 5 thema 2

3rd Grade

12 Qs

ziekenhuis 2.0

ziekenhuis 2.0

3rd Grade

10 Qs

Wat is Biologie?

Wat is Biologie?

KG - University

11 Qs

De wolf

De wolf

1st - 12th Grade

10 Qs

Paragraaf 3

Paragraaf 3

Assessment

Quiz

Biology

3rd Grade

Hard

Created by

A Koldewijn

Used 1+ times

FREE Resource

9 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

5 mins • 1 pt

Media Image

In welk van deze diagrammen is de weergave van de tolerantiegebieden in overeenstemming met gegeven teksten 1 en 2?

Diagram 1

Diagram 2

Diagram 3

Diagram 4

2.

MULTIPLE SELECT QUESTION

5 mins • 1 pt

Media Image

Leerlingen uit VWO 6 hebben de opdracht gekregen om een ecologisch onderzoek uit te voeren. Een groepje leerlingen besluit onderzoek te doen naar de waterkwaliteit in de buurt van een bedrijf waarvan zij weten dat het continu flinke hoeveelheden afvalwater loost.


Geef de nummers van de punten in afbeelding 1 die zij minimaal moeten bemonsteren.

1

2

5

6

7

3.

MULTIPLE SELECT QUESTION

5 mins • 1 pt

Media Image

Welke van deze beweringen geven een verklaring voor de hierboven beschreven toename van blauwwieren in deze ecosystemen?

1

2

3

4

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

5 mins • 1 pt

Media Image

Wilde honden

Afrikaanse wilde honden (Lycaon pictus) zijn sociale dieren die de grasvlakten van Oosten Zuid-Afrika bewonen. Zij jagen gewoonlijk in groepen en kunnen daardoor prooien vangen die veel groter zijn dan zijzelf, zoals wildebeesten (Connochaetes taurinus). Als ze op jacht zijn, benaderen zij een kudde grazende dieren, kiezen hun slachtoffer en putten hem uit, meer gebruik makend van hun uithoudingsvermogen dan van hun snelheid. Fanshawe en Fitzgibbon observeerden gedurende twee jaar de hondenjacht in het Serengeti National Park in Tanzania. Zij bestudeerden een van de jachtgroepen in dit gebied. De meeste jachtactiviteiten vonden plaats bij zonsopgang en zonsondergang. In totaal zagen zij ruim 200 achtervolgingen van Thomson's gazelles (Gazella thomsoni) en 100 van het wildebeest.


In het staafdiagram van afbeelding 1 is het effect van de leeftijd van het prooidier op het jachtsucces van troepen wilde honden te zien. De getallen boven de staven geven het aantal jachtpartijen aan.


Neem aan dat een succesvolle jachtpartij altijd eindigt met het opeten van de prooi.


Wat is volgens de gegevens in afbeelding 1 de meest gegeten prooi van de wilde honden?

Kalfjes van de Thomson's gazellen

Volwassen Thomson's gazellen

Kalfjes van de wildebeest

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

5 mins • 1 pt

Aan vier leerlingen wordt gevraagd een voorbeeld te noemen van een ecosysteem. Zij geven de volgende voorbeelden.


Leerling 1: alle abiotische factoren in een bepaald heidegebied.

Leerling 2: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de plantengroei.

Leerling 3: alle eekhoorns in een loofbos, in samenhang met de bomen.

Leerling 4: alle organismen die in een bepaald meertje leven, in samenhang met de abiotische factoren.


Welke leerling geeft een juist voorbeeld?

1

2

3

4

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

5 mins • 1 pt

Men wil van een populatie van een bepaalde diersoort het aantal individuen schatten. Men vangt 200 exemplaren en merkt deze. Daarna worden ze vrijgelaten. Na een tijdje worden weer 200 dieren gevangen. Hiervan zijn er 40 gemerkt. Op grond hiervan kan worden berekend dat de populatie uit ongeveer 1000 individuen bestaat. Bij deze berekening wordt ervan uitgegaan dat het voor de vangkans niet uitmaakt of een dier al eerder is gevangen of niet. In werkelijkheid laten dieren van deze soort die al een keer zijn gevangen, zich niet meer zo gemakkelijk opnieuw vangen.


Wat betekent dit voor het werkelijke aantal dieren waaruit deze populatie bestaat?

Die is zeer waarschijnlijk kleiner dan 1000.

Die is zeer waarschijnlijk groter dan 1000.

Die kan met evenveel kans groter of kleiner zijn dan 1000.

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

5 mins • 1 pt

Dalkruid kan zich wel handhaven onder bomen en struiken en Gewoon vingerhoedskruid niet. Daarvoor zijn verschillende oorzaken die met elkaar samenhangen.


Welke van de volgende beweringen geeft één van die oorzaken juist weer?

Dalkruid heeft een hoger optimum voor de hoeveelheid licht dan Gewoon vingerhoedskruid.

Dalkruid heeft een hogere maximum tolerantiegrens voor de hoeveelheid licht dan Gewoon vingerhoedskruid.

Dalkruid heeft een lagere minimum tolerantiegrens voor de hoeveelheid licht dan Gewoon vingerhoedskruid.

8.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

5 mins • 1 pt

Media Image

In het Andesgebergte in Colombia vind je verschillende vegetatiezones. Van laag naar hoog: tropisch bos, bergbos, struikpáramo (een zone met voornamelijk struikgewas) en ten slotte páramo (een soort alpenweide zonder bomen en struiken). Daarboven is geen vegetatie meer, maar bevindt zich eeuwige sneeuw.


Welke abiotische factor is vooral verantwoordelijk voor het opschuiven van de verschillende vegetatiezones in de Andes?

Bodem

Licht

Wind

Temperatuur

Water

9.

FILL IN THE BLANK QUESTION

5 mins • 1 pt

Media Image

Noem twee andere biotische factoren, die de groei van de avondkoekoeksbloem kunnen beïnvloeden.