Nederlands leerjaar 2 - Hoofdstuk 3

Nederlands leerjaar 2 - Hoofdstuk 3

1st Grade

20 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Functiewoorden

Functiewoorden

KG - 12th Grade

15 Qs

Spelling CITO 2017

Spelling CITO 2017

1st - 12th Grade

20 Qs

bijvoeglijk naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

KG - 1st Grade

15 Qs

1C oefenen H4

1C oefenen H4

KG - 1st Grade

20 Qs

Herhaling jaar 1

Herhaling jaar 1

1st - 2nd Grade

16 Qs

Leerdoelencheck W1 P2 J1

Leerdoelencheck W1 P2 J1

1st - 2nd Grade

22 Qs

Herhalingsoefeningen deel 3 en 4

Herhalingsoefeningen deel 3 en 4

1st Grade

25 Qs

Lijdend en meewerkend voorwerp

Lijdend en meewerkend voorwerp

1st - 2nd Grade

15 Qs

Nederlands leerjaar 2 - Hoofdstuk 3

Nederlands leerjaar 2 - Hoofdstuk 3

Assessment

Quiz

World Languages

1st Grade

Medium

Created by

Janneke Kesteren

Used 5+ times

FREE Resource

20 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welk tekstverband past bij de volgende signaalwoorden: maar, echter, toch, desondanks, enerzijds.. anderzijds

chronologisch verband

opsommend verband

tegenstellend verband

vergelijkend verband

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

"Als ik opsta ga ik eerst douchen, daarna ontbijt ik, vervolgens poets ik mijn tanden en tenslotte fiets ik naar school." In dit stukje tekst is er sprake van een....

chronologisch verband

opsommend verband

tegenstellend verband

vergelijkend verband

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welk signaalwoord past bij een vergelijkend verband?

toch

ten eerste

evenals

ondanks

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Welke bewering is onjuist?

Een advertentie schrijf je met als doel activeren.

In een advertentie vermeld je altijd de contactgegevens.

Een advertentie is zo uitgebreid mogelijk.

Een goede advertentie trekt de aandacht van het publiek.

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Een hoofdvraag is een...

duidelijke open vraag over het onderwerp van je werkstuk.

gesloten vraag over het onderwerp van je werkstuk.

deelvraag van je werkstuk.

vraag die je uit het hoofd kan beantwoorden.

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Een werkwoordelijke uitdrukking is...

een werkwoord met een vaste uitdrukking

een combinatie van een werkwoord, een ander woord en een vast voorzetsel

woordcombinatie met een voorzetsel

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Een woordcombinatie met een of meerdere voorzetsels, zoals 'in verband met' noemen we...

een vast voorzetsel

een voorzetseluitdrukking

een werkwoordelijke uitdrukking

een gezegde

Create a free account and access millions of resources

Create resources
Host any resource
Get auto-graded reports
or continue with
Microsoft
Apple
Others
By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy
Already have an account?