Lijdend en meewerkend voorwerp

Welke vraag geeft als antwoord het lijdend voorwerp (LV)?

• Wie of wat doet iets?

• Aan wie of voor wie + WWG + onderwerp ?

• Wie of wat + WWG + onderwerp ?

• Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Welke vraag geeft als antwoord het meewerkend voorwerp (MV)?

• Wie of wat + WWG + onderwerp ?

• Wat zijn de werkwoorden in de zin?

• Wie of wat doet iets?

• Aan wie / voor wie + WWG onderwerp + lijdend voorwerp?

Wat is het lijdend voorwerp (LV) in deze zin?

Het meisje maakte een tekening voor haar moeder.

• het meisje

• een tekening

• maakte

• voor haar moeder

Wat is het lijdend voorwerp (LV) in deze zin?

De bakker bakte het brood voor de buurvrouw.

• het brood

• bakte

• voor de buurvrouw

• de bakker

Wat is het lijdend voorwerp (LV) in deze zin?

De burgemeester opende op maandag de bibliotheek.

• op maandag

• de burgemeester

• de bibliotheek

• opende

Wat is het lijdend voorwerp (LV) in deze zin?

De boer heeft vanmorgen zijn koeien gemolken.

• zijn koeien

• vanmorgen

• heeft gemolken

• de boer

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in deze zin?

De kinderen maken een tekening voor de juf.

• maken

• de kinderen

• voor de juf

• een tekening

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in deze zin?

Het jongetje heeft zijn vriendje een snoepje gegeven.

• heeft gegeven

• zijn vriendje

• het jongetje

• een snoepje

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in deze zin?

In de zomer spelen de kinderen aan het water.

• in de zomer

• de kinderen

• aan het water

• geen MV

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in deze zin?

De slager geeft ze een stukje worst.

• ze

• een stukje worst

• de slager

• geen MV