11. Dwangmiddelen persoonlijke vrijheid deel 1

11. Dwangmiddelen persoonlijke vrijheid deel 1

Professional Development

20 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

jeugdjournaal 1/2/24

jeugdjournaal 1/2/24

Professional Development

18 Qs

BOA Hfstk 10

BOA Hfstk 10

Professional Development

20 Qs

Pathologie van het hart

Pathologie van het hart

Professional Development

20 Qs

Office 365

Office 365

Professional Development

17 Qs

Legionella

Legionella

Professional Development

23 Qs

Hoeknaad theorie(examen) - deel 1

Hoeknaad theorie(examen) - deel 1

Professional Development

15 Qs

IW Relais quiz

IW Relais quiz

Professional Development

18 Qs

Koelcel Vragen

Koelcel Vragen

Professional Development

15 Qs

11. Dwangmiddelen persoonlijke vrijheid deel 1

11. Dwangmiddelen persoonlijke vrijheid deel 1

Assessment

Quiz

Education

Professional Development

Medium

Created by

M.A. Janssen

Used 9+ times

FREE Resource

20 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

Waartoe mag een verdachte worden staande gehouden?

A. Om een voorwerp in beslag te nemen dat hij met zich voert.

B. Om hem naar zijn identificerende persoonsgegevens te vragen.

C. Om hem te vragen naar zijn betrokkenheid bij een gepleegd strafbaar feit.

Answer explanation

Feedback: Het goede antwoord is B. Een verdachte mag worden staande gehouden om hem naar zijn identiteitsgegevens te vragen. In artikel 52 Wetboek van Strafvordering is de bevoegdheid tot het staande houden van een verdachte neergelegd. Dit artikel bepaalt dat iedere opsporingsambtenaar bevoegd is de identiteit van de verdachte vast te stellen, op de wijze, bedoeld in artikel 27a lid 1, eerste volzin, en hem met dit doel staande te houden. Artikel 27a lid 1, eerste volzin, Wetboek van Strafvordering bepaalt hiertoe dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van de identiteit wordt gevraagd naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats. Daarbij is het belangrijk te vermelden dat alleen de verdachte kan worden staande gehouden. Tegen hem zal dus eerst een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit moeten bestaan. Staande houden met een ander doel dan het vragen naar de identiteitsgegevens is onrechtmatig.

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

De opsporingsambtenaar is bevoegd om de staande gehouden verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, te vragen naar:

A. zijn naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij in de

basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven.

B. zijn naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij in de

basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven en

het adres van zijn feitelijke verblijfplaats.

C. alle identiteitsgegevens waaronder het BSN.

Answer explanation

Feedback: Het goede antwoord is B.

Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in art. 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden (art.52 Wetboek van Strafvordering).

1. De verdachte wordt ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats (art. 27a lid 1, eerste volzin Wetboek van Strafvordering ). Onder adres wordt begrepen: woonplaats, straatnaam, huisnummer en postcode.

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

Een verdachte wordt staande gehouden door een opsporingsambtenaar. De

opsporingsambtenaar vraagt de verdachte naar zijn identificerende persoonsgegevens. De

verdachte weigert deze op te geven. Wat is juist in deze situatie?

A. De verdachte is nu strafbaar wegens het niet onmiddellijk opgeven van zijn

identificerende persoonsgegevens.

B. De opsporingsambtenaar kan nu vorderen dat de verdachte zijn identificerende

persoonsgegevens aan hem opgeeft. Wanneer de verdachte dat weigert is hij strafbaar.

C. De verdachte mag dit straffeloos weigeren. De opsporingsambtenaar kan wel

de inzage van een identiteitsbewijs vorderen.

Answer explanation

Feedback: Het goede antwoord is C.

Staande houden is het kort ter plaatse doen ophouden. Het bevel of de vordering te blijven staan bestaat niet. Wenst de verdachte toch door te lopen, dan kan hij gedwongen worden te blijven staan. Dat is het dwangmiddel staande houden. Het staande houden door de verdachte vast te pakken, moet verdachte gedogen. Staande houden wordt voornamelijk toegepast bij het verbaliseren van verdachten van overtredingen, omdat de opsporingsambtenaar de identiteit van de verdachte wil vaststellen door naar zijn identificerende persoonsgegevens te vragen. De verdachte kan niet gedwongen of gevorderd worden deze gegevens mondeling op te geven. Hij mag straffeloos weigeren deze gegevens op te geven. Inzage vorderen van een voorgeschreven identiteitsbewijs is een andere bevoegdheid die, naast het vragen naar de identificerende persoonsgegevens, bij het staande houden kan worden toegepast.

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

Een BOA houdt een overtreder staande die hij gisteren een overtreding uit de APV zag plegen maar die toen aan deze BOA ontkwam. De overtreder geeft toe dat hij de overtreder is maar hij wil zijn identiteit niet opgeven als de BOA daarnaar vraagt. Welke mogelijkheden heeft deze BOA nu?

A. Deze BOA is bevoegd de verdachte aan te houden omdat hij de overtreding op

heterdaad heeft ontdekt.

B. Deze BOA is bevoegd om te vorderen dat de verdachte zijn identiteit aan de BOA

bekend maakt, indien de verdachte daar niet aan wil voldoen is de BOA bevoegd de

verdachte aan te houden.

C. Deze BOA is bevoegd de inzage van zijn identiteitsbewijs te vorderen, indien de

de verdachte daar niet aan kan voldoen is de BOA bevoegd de verdachte aan te

houden.

Answer explanation

Feedback: Het goede antwoord is C. Deze BOA is nu bevoegd de inzage van zijn identiteitsbewijs te vorderen, indien de verdachte daar niet aan kan voldoen is de BOA bevoegd de verdachte op heterdaad aan te houden wegens het niet voldoen aan de inzageplicht zoals strafbaar gesteld in artikel 447e Wetboek van Strafrecht. Artikel 52 Wetboek van Strafvordering bepaalt dat iedere opsporingsambtenaar bevoegd is de identiteit van verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden. Artikel 27a lid 1, eerste volzin, Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van de identiteit wordt gevraagd naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats. Het is daarbij belangrijk te vermelden dat alleen de verdachte kan worden staande gehouden. Tegen hem zal dus eerst een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit moeten bestaan. De opsporingsambtenaar kan een verdachte zowel op heterdaad als buiten heterdaad staande houden; artikel 52 Wetboek van Strafvordering maakt hierin geen onderscheid. Op het moment dat de opsporingsambtenaar vraagt naar de identiteitsgegevens, dan kan de verdachte niet gedwongen of gevorderd worden zijn identiteitsgegevens mondeling op te geven. Hij mag straffeloos weigeren deze gegevens op te geven. Een andere bevoegdheid die de opsporingsambtenaar bij het staande houden kan toepassen, is het vorderen van inzage van een voorgeschreven identiteitsbewijs. De verdachte kan op heterdaad worden aangehouden indien hij niet voldoet aan deze inzagevordering. Belangrijk: het vragen om ID-gegevens is dus niet hetzelfde als het vorderen van inzage van een identiteitsbewijs.

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

Op grond waarvan zijn alle opsporingsambtenaren bevoegd om de inzage van de voorgeschreven identiteitsbewijzen te vorderen?

A. artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht

B. artikel 8 van de Politiewet 2012

C. artikel 447 e van het Wetboek van Strafrecht

Answer explanation

Feedback: Het goede antwoord is B. Op grond van artikel 8 van de Politiewet 2012 zijn alle opsporingsambtenaren bevoegd om de inzage van de voorgeschreven identiteitsbewijzen te vorderen. Artikel 8 Politiewet 2012 geeft wel de beperking dat deze vordering slechts gedaan kan worden voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak (ambtenaar politie of Koninklijke marechaussee) of in het geval van de buitengewoon opsporingsambtenaar voor zijn taak.

Dit betekent dat er een aanleiding moet zijn om de vordering te doen en dat dit past binnen de taak van de betreffende ambtenaar. Als de verdachte hieraan niet voldoet aan deze toonplicht, kan hij op heterdaad worden aangehouden op grond van artikel. 447e Wetboek van Strafrecht. Degene waarbij inzage van het voorgeschreven identiteitsbewijs wordt gevorderd, hoeft niet per se verdachte te zijn. Dit in tegenstelling tot het dwangmiddel staande houden, dat alleen bij de verdachte mag worden toegepast.

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

Het vorderen van de inzage van de voorgeschreven identiteitsbewijzen door opsporingsambtenaren in het kader van de van de Wet op de identificatieplicht is een:

A. een opsporingsbevoegdheid die ook op personen (anderen dan de verdachte) mag worden toegepast als daar een aanleiding voor is en het tot de redelijke taakuitvoering van de opsporingsambtenaar behoort.

B. een bevoegdheid uit de Politiewet die alleen door daarvoor aangewezen categorieën van opsporingsambtenaren mag worden uitgeoefend op een verdachte.

C. een bevoegdheid uit de Politiewet die, onder voorwaarden, door elke algemene en buitengewone opsporingsambtenaar mag worden uitgeoefend op personen.

Answer explanation

Feedback: Het goede antwoord is C. Het vorderen van de inzage van de voorgeschreven identiteitsbewijzen door opsporingsambtenaren in het kader van de van de Wet op de identificatieplicht is een bevoegdheid uit de Politiewet 2012, die onder voorwaarden, door elke algemene en buitengewone opsporingsambtenaar mag worden uitgeoefend op personen. Deze bevoegdheid is geen opsporingsbevoegdheid, maar een bevoegdheid uit de Politiewet 2012 die ook in andere gevallen dan opsporing (vermoeden dat een strafbaar feit is of wordt begaan) aan de orde kan zijn. Het vorderen van de inzage van de voorschreven identiteitsbewijzen is gebonden aan de voorwaarde dat deze bevoegdheid door de opsporingsambtenaar alleen mag worden uitgeoefend als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taak. Voor de ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitoefening van de politietaak, is dat de ‘brede’ politietaak zoals omschreven in artikel 3 Politiewet 2012. De buitengewoon opsporingsambtenaar dient zich te beperken tot zijn taak. Zoals gezegd kan de inzage gevorderd worden met een ander doel dan opsporing en de vordering kan worden gedaan aan personen en niet alleen aan de verdachte.

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

Wat is GEEN wettelijk aangewezen identiteitsbewijs ten aanzien van de identificatieplicht

zoals die ontstaat na een vordering daartoe door een opsporingsambtenaar op grond van artikel 8 van de Politiewet 2012?

A. Een geldig nationaal paspoort, dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in

een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of EER voor zover de houder

de nationaliteit van die andere lidstaat bezit.

B. Een visum dat is afgegeven door een land buiten de Europese Gemeenschappen of

EER.

C. Een geldig rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere

lidstaat van de Europese Gemeenschappen of EER, waarvan de houder in Nederland

woonachtig is en mits het rijbewijs is voorzien van een pasfoto van de houder.

Answer explanation

Feedback: Het goede antwoord is B.

De erkende identiteitsbewijzen (artikel 1 WID)

 een geldig Nederlands reisdocument (Nederlandse identiteitskaart);

 een geldig nationaal, diplomatiek of dienstpaspoort afgegeven uit een lidstaat van de Europese Gemeenschap (EG) of Europese Economische Ruimte (EER);

 een geldig Nederlands rijbewijs;

 een geldig rijbewijs dat is afgegeven in een andere lidstaat van de EG of EER, waarvan de houder in Nederland woonachtig is en dat geregistreerd is in het rijbewijzenregister bedoeld in artikel 126 van de Wegenverkeerswet 1994, zolang de bij registratie van dat rijbewijs in dat register vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland niet is verstreken en het rijbewijs is voorzien van een pasfoto van de houder.

 Vreemdelingendocumenten zoals een verblijfsdocument of een W-document volgens de Vreemdelingenwet 2000.

Create a free account and access millions of resources

Create resources
Host any resource
Get auto-graded reports
or continue with
Microsoft
Apple
Others
By signing up, you agree to our Terms of Service & Privacy Policy
Already have an account?